Kennismaken met Calvijns vrienden
Mede Titel: ”Vrienden van Calvijn. Een amicale biografie”
Auteur: M. A. van den Berg
Uitgeverij: De Banier, Utecht, 2006
ISBN 90 336 0546 5
Pagina’s: 264
Prijs: € 24,50,-. De auteur houdt zaterdag op de BCB-beurs een korte lezing over zijn publicatie.
De reformator Johannes Calvijn was een mens met karakter. Soms lastig voor anderen, maar tegelijkertijd een goede vriend. „Voor veel mensen lijkt Calvijn niet iemand om een glas wijn mee te gaan drinken. Maar dat is hij zeker wel.”Ds. M. A. van den Berg, hervormd predikant in Zoetermeer, portretteerde 23 vrienden van Calvijn. Hij noemt zijn boek een „amicale biografie.” „Het vat goed samen dat het meerdere biografieën zijn die samen een levensbeschrijving van Calvijn vormen. Je kunt iemand niet begrijpen als je zijn vrienden niet kent.”
Vooral uit zijn omvangrijke correspondentie blijkt wie Calvijn tot zijn vrienden rekende. Ds. Van den Berg koos mensen met wie de reformator meer dan een zakelijke relatie had. Er moest sprake zijn van persoonlijke affiniteit, van genegenheid.
Een opvallende afwezige in het boek is Philippus Melanchthon. Ds. Van den Berg: „Over de vriendschap tussen Melanchthon met Calvijn had ik al eens eerder geschreven. Maar achteraf gezien had hij er wel in gemoeten. Als er ooit een tweede druk van het boek verschijnt, komt Melanchthon er ook in.”
De ene vriend bracht hem weer op het spoor van een ander. Zoals de Nederlandse adellijke familie De Falais, met wie Calvijn een hartelijke vriendschap onderhield. In 1551 kwam het echter tot een dramatische breuk door de affaire rond Jerome Bolsec, de huisarts van de familie, over de dubbele predestinatie. „Toen kwam ik een andere edelman op het spoor, de Italiaan Galeazzo Caracciolo, die duidelijk wél een geestverwant was.”
Adel
Calvijns vriendenkring was groot. Oude studievrienden, collega-predikanten, edelen, een arts. „Vriendschap in die tijd is vooral dat je op elkaars weg komt en ervaringen deelt. Vaak is daarbij dan ook sprake van persoonlijke affectie en geestverwantschap. Als dat laatste ontbreekt, is het moeilijk een vriendschap in stand te houden. Calvijn had vrienden, zoals Louis du Tillet, die later weer terugkeerden naar de Rooms-Katholieke Kerk. In zo’n geval werd de vriendschap verbroken. Maar dat gebeurde niet altijd. Calvijn bleef contact houden met zijn oude studievriend François Daniel, hoewel die rooms bleef.”
Calvijn had een zwak voor adellijke vrienden, weet ds. Van den Berg. „Calvijn heeft zich ook als edelman voorgedaan. In zijn jonge jaren ondertekende hij brieven met het pseudoniem Charles d’Espeville. Een deel van de landerijen van Eppeville [sic] behoorde tot de inkomsten van de kapelaansplaats die hij als twaalfjarige jongen toegewezen had gekregen. Calvijn was soms niet kritisch genoeg op mensen van adel. Hij was gesteld op De Falais, maar zag niet in dat die ten diepste geen geestverwant van hem was.”
Het grootste deel van zijn leven verbleef Calvijn in Genève. Toch heeft hij daar weinig vrienden aan overgehouden. „Calvijn heeft te weinig geïnvesteerd om relaties in Genève te krijgen. De stad was een toevluchtsoord, maar ook een uitvalsbasis. Hij richtte zich vooral op Frankrijk, waar hij vandaan kwam. Niet voor niets werd Calvijn pas in 1559, na de stichting van de academie, burger van de stad. Hij vond dat blijkbaar niet zo belangrijk.”
Bloedverwant
Onder de vrienden van Calvijn schaart ds. Van den Berg ook enkele familieleden, zoals echtgenote Idelette de Bure en broer Antoine. Voor Calvijn ging bloedverwantschap minder diep dan geestverwantschap. „Zijn relatie met zijn vrouw was meer dan plichtmatig: ze was zijn echtvriendin. Na haar overlijden schreef Calvijn: „De beste levensgezellin is van mij weggenomen. Als mij iets ergs overkomen was, zij zou niet alleen gewillig verbanning met mij gedeeld hebben, maar zelfs de dood.””
In zijn correspondentie deelde de reformator lief en leed met zijn vrienden. „Ze deelden moeiten en zorgen en bemoedigden elkaar. Calvijn was van jongs af aan bezorgd over de gezondheid, niet alleen van zichzelf maar ook van zijn vrienden. En natuurlijk ging het in de brieven ook over de liefde voor de literatuur en de boeken die ze konden aanbevelen en toesturen.”
In uw boek suggereert u dat mensen in Calvijns omgeving liefde vermoedden tussen hem en de Franse jonkvrouw Françoise de Boussiron. Is dat niet wat speculatief?
„Het is een veronderstelling. Duidelijk is wel dat ze heel close waren en intensief met elkaar correspondeerden. Van de arts Johannes Sinapius krijg je bovendien het idee dat hij zijn vriend Calvijn als liefdesrivaal zag. Bewijzen kun je het nooit, maar ik vind dat je dat wel mag opperen. Het is een manier van journalistieke kerkgeschiedenis, zoals Heiko Oberman dat noemde.”
Wat voor soort vriend was Calvijn?
„Hij was trouw, en dat verwachtte hij ook van zijn vrienden. Hij was een open boek en gaf raad in allerlei praktische zaken. Calvijn was ook aanhankelijk en vroeg gerust waarom hij nog geen brief had gekregen. Basis voor al deze vriendschappen was het geloof. Calvijn heeft zijn vrienden willen overtuigen dat ze de zaak van Christus moesten bevorderden. Andersom hebben zijn vrienden hem gesteund in moeilijke momenten, hem bewaard voor eenzaamheid.
Maar Calvijn was niet altijd een gemakkelijke vriend. Hij had een driftig karakter en was soms wat streberig. Dan schreef hij over een reismantel en vermeldde daarbij meteen wat dat woord allemaal kon betekenen. Vanwege zijn capaciteiten had Calvijn ook de natuur om indruk te maken. Je krijgt het idee dat sommige vrienden in Frankrijk zo veel achting voor hem hadden, dat ze hun kritiek spaarden.”
U portretteerde 23 vrienden van Calvijn. Wie was zijn beste vriend, denkt u?
„Pierre Viret stond het dichtst bij zijn hart. Een echte vertrouweling, beminnelijk ook. Viret heeft Calvijn in Genève zo veel steun gegeven dat die in moeilijke situaties overeind is gebleven. Calvijn had ook een goede relatie met Guillaume Farel, maar die had toch wel een erg vurig karakter en was bovendien twintig jaar ouder.”
Welke vriend spreekt u zelf het meeste aan?
„Niet dat ik mezelf er helemaal in herken, maar dan zeg ik toch Viret. Zijn karakter, zijn onvoorwaardelijke steun aan Calvijn. Maar ook de edelman Laurent de Normandie vind ik een bijzonder figuur. Dat iemand met zulke carrièrekansen alles achter zich laat en in Genève boeken gaat verkopen om zo het Evangelie naar Frankrijk te brengen. Dat heeft me heel diep geraakt.”