„Eindelijk een vrouw in een Kamper jurk”
KAMPEN - Dr. A. (Dineke) Houtman vindt het „heel erg leuk” dat ze de eerste vrouwelijke hoogleraar in Kampen wordt. Belangrijker is voor haar dat ze via haar nieuwe functie gestalte kan geven aan een missie: mensen bekendmaken met de wereld van het jodendom.
Ze heeft veel positieve reacties gekregen op haar benoeming tot bijzonder hoogleraar judaïca aan de Theologische Universiteit Kampen (ThUK). „De leukste reactie was dat iemand zei: „Eindelijk een vróúw in een Kamper jurk.” Zo worden de toga’s van de hoogleraren hier soms genoemd.”Per 1 januari 2007 zal dr. Houtman (1956) de leerstoel bekleden die de Stichting tot Bevordering van het Wetenschappelijk Onderwijs in de Judaïstiek in 1996 instelde. Ze volgt prof. dr. S. Schoon op, die op 14 december afscheid neemt. „Een grote eer”, vindt dr. Houtman. „Maar ik ben me ook goed bewust van de verantwoordelijkheid die deze functie met zich meebrengt. Alles wat met het jodendom te maken heeft, ligt politiek en religieus gezien zo gevoelig. En er is altijd het gevaar te generaliseren.”
Ze ziet het als „een daad van geloof” en „een dappere stap” dat de stichting ervoor heeft gekozen de leerstoel na het vertrek van prof. Schoon opnieuw te laten bezetten. Dat was allerminst vanzelfsprekend. „De leerstoel is destijds ingesteld door het deputaatschap Kerk en Israël van de Gereformeerde Kerken. Toen had het deputaatschap veel geld, en men vond het belangrijk om dat te investeren in een leerstoel. Ze zagen in dat je daarmee predikanten en kerkelijk werkers kunt toerusten als het gaat om hun visie op het jodendom. Tegenwoordig is de stichting echter nagenoeg failliet. Het getuigt daarom van een enorm doorzettingsvermogen dat ze toch doorgaan met de leerstoel.”
Middel
Zelf is dr. Houtman al jaren bezig met het jodendom. Ze studeerde Semitische talen en culturen in Groningen. „Ik koos weliswaar de talen, Hebreeuws, Aramees en Arabisch, maar ik was vooral in de inhoud geïnteresseerd. Daarom deed ik ook vaak mee met de theologen van de Groningse universiteit. Voor mij is de taal een middel.”
In 1995 promoveerde ze in Utrecht op een studie over ”De verhouding tussen Misjna en Tosefta”, twee geschriften uit de derde eeuw waarin een deel van de joodse mondelinge traditie werd samengebracht. In 2003 kreeg ze in Kampen een aanstelling als universitair docent Semitische talen.
In haar functie van hoogleraar judaïca, die één dag in de week beslaat, gaat ze lesgeven aan kleine groepjes gemotiveerde studenten. „Helaas is dit vak niet meer vanzelfsprekend in de opleiding theologie. Nu moeten studenten slechts een klein onderdeel verplicht volgen, de rest is facultatief. Gewoon samen teksten lezen is er vaak niet meer bij. Dat is jammer.”
Terwijl het volgens dr. Houtman juist heel belangrijk is dat theologen zich grondig verdiepen in de geschriften van het jodendom. „Ze moeten gewapend worden tegen allerlei vormen van antisemitisme die je overal tegenkomt. Kennis van de joodse geschriften kan allerlei vooroordelen wegnemen.”
Volgens haar is het daarom ook belangrijk het jodendom niet te identificeren met de staat Israël. „Je ziet dat iedereen naar Israël kijkt. En dan is het optreden van de Israëli’s voor mensen vaak een rechtvaardiging voor antisemitische uitingen. Maar het jodendom is veel meer dan alleen Israël. Daarbij komt dat de meeste joden in Israël niet religieus zijn. Natuurlijk is Israël belangrijk en kun je spreken van het beloofde land. Maar het zijn twee gescheiden werelden.”
In haar nieuwe functie wordt dr. Houtman geadviseerd door haar voorganger, prof. Schoon, en door prof. dr. G. C. den Hertog van de Theologische Universiteit Apeldoorn, die op haar verzoek als curator is aangetrokken. „Ik ben geen theoloog. Daarom ben ik blij dat ik voor raad en advies bij hen terechtkan.”
Geënte tak
De functieomschrijving van de post die ze gaat bekleden, bevat de aanduiding „met bijzondere aandacht voor de verhouding jodendom-christendom.” Hoe ziet dr. Houtman, opgegroeid in een vrije evangelische gemeente en tegenwoordig lid van een protestantse gemeente, zelf die verhouding? „Met Paulus zeg ik dat christenen een geënte tak zijn. Jodendom en christendom worden gevoed door dezelfde wortel. Dat moet christenen ootmoedig maken. Ik zie beide tradities als waar.”
Ze vindt het dan ook moeilijk om een duidelijke uitspraak te doen over de vraag of Jezus de Messias is, Die in het Oude Testament wordt verwacht. „Als je daar ja op zegt, zeg je tegelijk dat de joden fout zitten. Voor mij is Jezus de weg waardoor ook andere takken geënt konden worden, zodat ook de heidenen erbij zijn gaan horen.”
Zijn er dan twee wegen naar God?
„Ja, ik denk het wel. Joden die oprecht leven volgens hun traditie zijn naar mijn overtuiging geliefd door God.”
En als Jezus zegt dat Hij de Weg, de Waarheid en het Leven is, hoe moeten we dat dan zien?
„Dat is lastig. Ik vind het moeilijk om daar een uitspraak over te doen. Ik kijk hier deels rationeel en deels intuïtief naar. Ik heb veel joden van nabij leren kennen. Als ik zie hoe ze omgaan met God, dan dwingt dat bij mij diep respect af. Ik kan me niet voorstellen dat zij veroordeeld zouden worden omdat ze in Jezus niet de beloofde Messias zien.”
En Messiasbelijdende joden?
„Dat zijn voor mij gewone broeders en zusters. Zij hebben geen status aparte. Ik respecteer beide groepen om wie ze zijn.”
Trialoog
Christenen en joden kunnen volgens dr. Houtman het nodige van elkaar leren. „Voor christenen kan de praktische insteek van de joden erg leerzaam zijn: hóé we moeten leven, welgevallig voor God en dienstbaar aan de naaste. En het plezier dat de joden hebben in het bestuderen van de Thora. Bij ons is studie veelal pragmatisch: wat kun je ermee. Bij joden gaat het veel meer om het studeren op zichzelf.”
Wat kunnen joden omgekeerd van christenen leren? „Dat vind ik moeilijker, gevaarlijker. Misschien kunnen bepaalde groeperingen binnen het jodendom, zoals bijvoorbeeld de ultraorthodoxe joden, het gevaar lopen te gefixeerd te zijn op het naleven van de wet, waarbij het doel van de wet uit het oog verloren wordt. Dan denk ik aan het prachtige verhaal over de discipelen die aren plukken op de sabbat. Jezus pareert dan de kritiek van de farizeeën door te zeggen dat de sabbat er is voor de mens, en niet de mens voor de sabbat.”
Dr. Houtman zou graag de dialoog tussen jodendom en christendom uitbreiden tot een trialoog. „Ik sta er positief tegenover als binnen de module abrahamitische religies ook ruimte is voor de islam. Niet in plaats van, maar naast elkaar. Deze drie tradities overlappen elkaar gedeeltelijk, waarbij naar mijn inzicht de islam in zekere zin dichter bij het jodendom staat dan het christendom.
Nu je in de huidige samenleving veel onvrede en angst met betrekking tot de islam ziet, kan een dialoog met de islamitische traditie volgens mij een positieve werking hebben. Zelf heb ik echter mijn handen voorlopig meer dan vol aan mijn eigen leeropdracht: studenten kennis bijbrengen van de joodse geschiedenis, cultuur en religie.”