Nasser gaf Egypte „eer en waardigheid”
Egypte herdacht de afgelopen dagen op grote schaal de staatsgreep van de ”vrije officieren” in 1952. Kranten, radio en tv stonden er bol van. Verder bevatte het programma veel militaire muziek, een parade en natuurlijk talloze toespraken. President Mubarak prees de militairen onder leiding van Gamal Abdel Nasser om hun staatsgreep, maar gaf tevens aan dat de koers na de dood van Nasser moest worden gecorrigeerd.
Tijdens de vieringen stond vooral Nasser centraal. Radio en televisie zonden opnieuw de toespraak uit die hij hield naar aanleiding van de nationalisatie van het Suezkanaal in 1956.
De Nederlandse priester Christiaan van Nispen kwam in 1962 naar Egypte en heeft het bewind van Nasser meegemaakt. Hij omschrijft hem als „een symbool van herwonnen Egyptische waardigheid.” Egypte werd tot aan 1952 door een kleine kliek van notabelen geregeerd. De grote massa telde niet mee.
President Mubarak verwees daar in een toespraak ook naar. Tachtig procent van de bevolking leefde destijds onder de armoedegrens. Het parlement stelde weinig voor. „Onder deze voorwaarden was het ondenkbaar enige sociale of economische ontwikkeling vol te houden die de meerderheid van de bevolking uit haar ellende kon halen.” De revolutie van 1952 verbeterde het leven van de gewone Egyptenaar en herstelde, aldus de president, hun eer en waardigheid.
De woorden eer en waardigheid komen in gesprekken met Egyptenaren steeds weer terug. Nasser, zoon van een postbeambte, was een zoon van het volk. Hij gaf Egypte waardigheid door het Suezkanaal te nationaliseren. Hij was de stem van de Arabische eenheid. Kolonel Muammar Gadaffi werd daar zo door gegrepen dat hij met Nasser als zijn grote voorbeeld in 1969 in Libië een staatsgreep pleegde en hem daarna aanbood de twee landen tot één geheel samen te smelten. Gadaffi was deze week als enige Arabische leider bij de vieringen aanwezig.
Nasser was ook het symbool van verzet tegen het kolonialisme. De dominerende houding van de Verenigde Staten werd als dusdanig ervaren, alsook de vorming van de staat Israël in een gebied dat tot het begin van de 20e eeuw Arabisch was. Nasser steunde verschillende onafhankelijkheidsbewegingen, waardoor het aanzien van Egypte in de derde wereld enorm in aanzien steeg.
Maar Nasser deed meer. Hij onteigende het land van de grootgrondbezitters en verdeelde het onder de armen. Huizenbezitters waren niet of nauwelijks in staat de huren te verhogen. Het onderwijs werd toegankelijk gemaakt voor de armen. Afgestudeerden kregen een baan bij de overheid gegarandeerd.
„Wat Nasser goed deed wás ook heel goed en wat hij slecht deed wás ook heel slecht”, zegt de gezaghebbende commentator Mohammed Sid Ahmed, die onder Nassers bewind in de gevangenis heeft gezeten vanwege zijn linkse sympathieën. Goed vindt hij vooral de nationalisatie van het Suezkanaal en de herverdeling van bezit onder de armen. Slecht zijn in zijn ogen de oorlogen in Jemen (1962-1968), de desastreus verlopen Zesdaagse Oorlog met Israël in 1967 en de ontwikkeling van een gigantisch veiligheidsapparaat waarmee hard werd opgetreden tegen alle politieke tegenstanders.
Maar zelfs de positieve kanten van Nasser hebben hun keerzijden. Zo leidde de verdeling van het land onder de armen na verloop van tijd tot een enorme versnippering, die de productie niet ten goede kwam. Het gratis onderwijs leidde tot een verlies van kwaliteit, de garantie van een baan tot een enorme overheidsbureaucratie. Mubarak prees daarom ook de koerswijziging van Nassers opvolger Sadat richting een openmarkteconomie. Mubarak heeft die ontwikkeling voortgezet, maar ook dat heeft zijn keerzijden.
Een deel van de landhervorming van Nasser is ongedaan gemaakt. De zekerheid van werk is verdwenen of uitgehold en het gratis onderwijs blijkt niet meer zo gratis te zijn omdat mensen beseffen dat dure bijlessen nodig zijn als je echt goed onderricht wilt krijgen. De verschillen tussen rijk en arm nemen, net als voor 1952, weer toe en dat levert naast sociale spanningen een zeker heimwee naar de dagen van Nasser op.
Pater Van Nispen wijst verder op de grote gevolgen van de revolutie voor christenen (kopten) in Egypte. „De landonteigeningen en nationalisaties troffen moslims en kopten in gelijke mate, maar bij de kopten had dit tot gevolg dat de heersende klasse wegviel. Zij waren namelijk rijke grootgrondbezitters en ondernemers. Velen van hen zijn naar de Verenigde Staten en Canada geëmigreerd. Het ontstane vacuüm werd door de kerkelijke hiërarchie ingenomen. Vanaf de jaren ’70 zijn de kopten niet alleen geestelijk, maar ook politiek actief geworden.”
Anders dan bij de oude garde van politiek gematigde ondernemers leverde dat in de tijd van Sadat (1970-1981) een conflict op met de staat, dat tijdens het bewind van diens opvolger Mubarak weer werd bijgelegd.
President Mubarak hamerde in een toespraak voor de Egyptische televisie ten slotte op het thema van economische ontwikkeling. Alleen daardoor kan volgens hem een verbetering van de levensomstandigheden voor de grote massa bereikt worden. Maar daarvoor is ook vrede in het Midden-Oosten nodig. Mubarak bekritiseerde in dit verband de Israëlische politiek en riep op tot onderhandelingen met de Palestijnen.