Kerk & religie

„Kerken nog altijd factor van belang”

DEN HAAG - Hoewel de Rooms-Katholieke Kerk en -sinds 1 mei 2004- de Protestantse Kerk in Nederland al decennialang tienduizenden leden per jaar verliezen, vormen zij nog altijd „een maatschappelijke factor van betekenis”, constateert het SCP.

Kerkredactie
5 September 2006 11:09Gewijzigd op 14 November 2020 04:04

Nog steeds, zo blijkt, staan meer dan vier op de tien Nederlanders ingeschreven bij een van deze twee kerkgenootschappen - die beschikken over ruim 4000 kerkgebouwen, verspreid over het hele land. „Ze bieden daar op lokaal niveau het middelpunt en de infrastructuur van 3300 parochiegemeenschappen en gemeentes. De twee kerkgenootschappen mobiliseren elk weekend ruim 800.000 kerkgangers en steunen op 3500 priesters, predikanten en diakens, 800 pastorale werkers en 545.000 vrijwilligers. Elk jaar wordt een op de vier kinderen gedoopt en een op de tweeënhalf doden kerkelijk bijgezet.”Maar daarmee is het meeste ook wel gezegd, aldus het planbureau. De veranderingen -het best gedocumenteerd in de Rooms-Katholieke Kerk- zijn „ingrijpend” geweest. „De afkalving is massaal en deed zich voor op een breed front van het kerkelijk leven, waarbij vooral de instorting van het misbezoek, de kerkelijke huwelijksvoltrekkingen en de priesterstand in het oog springt.”

Hier komt nog bij dat een „aanzienlijk deel” van de bevolking minder vertrouwen heeft in de kerken dan in het onderwijs of in het bedrijfsleven.

Tegenover de afname van het aandeel rooms-katholieken en leden van de drie kerken die zijn opgegaan in de Protestantse Kerk onder de bevolking stond tussen 1990 en 2005 een aanzienlijke stijging van het aantal moslims en hindoes, het ledental van „enkele orthodoxe kerkgenootschappen” en de zogenoemde migrantenkerken.

Onbekend is volgens het SCP hoeveel leden de migrantenkerken hebben. „Met enige voorzichtigheid zou hun omvang op ten hoogste enkele honderdduizenden min of meer actieve aanhangers geschat kunnen worden.” Zij wonen overwegend in de Randstad en het merendeel zou rooms-katholiek zijn.

Genoemde ontwikkelingen hebben echter niet verhinderd „dat er in 2005 veel minder geregistreerde aanhangers van een kerk in Nederland waren dan in 1990”, aldus het SCP. „In 15 jaar was het aandeel van de kerkleden met bijna 20 procentpunten afgenomen tot 45 procent.”

De kerken blijken onderworpen te zijn aan een proces van „dubbele vergrijzing”: niet alleen zijn de kerkleden in de afgelopen decennia gemiddeld ouder geworden, ook de trouwe kerkgangers onder de overblijvende leden werden gemiddeld ouder.

Kleine steden, met een inwonertal van 50.000 of minder, tellen „vaker dan verwacht” kerkleden onder hun inwoners dan steden met meer ingezetenen, zo meldt het Haagse planbureau. „Deze gemeenten zijn kennelijk op weg om de bolwerken van de kerkelijkheid te worden.”

Het SCP verwacht dat het proces van ontkerkelijking uiteindelijk zijn „plafond” zal bereiken: ongeveer 72 procent buitenkerkelijken. „Nederland koerst af op een situatie met een groot aantal buitenkerkelijken en een toenemend aantal kleine kerkgenootschappen, waarvan de aanhangers geselecteerd zijn. Het laatste komt tot uiting in een doorleefde overtuiging en mogelijk ook in frequenter kerkbezoek.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer