„Wie Bolletje hoort, moet vanzelf glimlachen”
ALMELO - Zit het ’m in het bakkertje met de beschuit in zijn hand, in de rode loper waarop hij staat, in de naam onder de opvallende bies waarmee elk product van het bedrijf is getooid? Geen idee. Feit is dat Bolletje iets vrolijks, iets ondeugends, iets oer-Hollands heeft.
’t Is wel erg hard werken in onze ambachtelijke bakkerij, denken de vijf broers Ter Beek begin jaren ’50. Zou het niet rustiger zijn als we ons specialiseerden in het fabrieksmatig produceren van beschuit? Zo gezegd, zo gedaan. In 1954 sluiten de vijf de 87 jaar oude bakkerszaak in het centrum van Almelo en openen een fabriek met twee productielijnen voor beschuit aan de Turfkade in diezelfde plaats. Ze zijn er laat mee, tientallen collega’s gingen hen voor. Toch is Bolletje, ruim een halve eeuw later, de grootste beschuitenmaker van Nederland.Het heeft alles te maken met de merknaam, met de klank ervan, met de associaties die eraan verbonden zijn, stelt algemeen directeur Geert Jan van Ark anno 2006. „Bij de oprichting heet het bedrijf Beschuitfabriek A. A. Ter Beek bv. Een vriend van de broers uit de reclamewereld vindt dat niets en stelt de naam Bolletje voor. De bakkers voeren hem van de ene op de andere dag in.”
Er volgt een grote reclamecampagne rond een jochie dat met z’n vuist op tafel slaat en roept: „Ik wil Bolletje!” Die zorgt voor een enorme bekendheid en voor associaties met vrolijk, gezellig, een tikje ondeugend. „Wie de naam Bolletje hoort, moet vanzelf glimlachen.”
Het fabriekje uit 1954 kreeg al snel gezinsuitbreiding. Almelo vormt met z’n 40.000 vierkante meter nog steeds de hoofdvestiging van het bedrijf, maar de onderneming heeft nu ook een 15.000 vierkante meter groot complex in Heerde en een locatie in Amsterdam. Het aantal werknemers groeide mee: er werken er nu zo’n 650, van wie 150 seizoensarbeiders.
De beschuiten van weleer hebben ook gezelschap gekregen: van zoute stokjes -Pepsels-, ontbijtkoek, schuddebuikjes, pitabroodjes, biscuitjes, verse broodsoorten en seizoensproducten zoals pepernoten en taaitaai. De verbreding van het assortiment begint al in de jaren ’60, als de vijf broers een groot aantal overnames van bakkerijen met andere producten starten onder het motto: „Op ene poot kun je niet lopen.”
De nieuwe producten zijn ondergebracht in vier categorieën: broodvervangers zoals beschuit en knäckebröd met een lange houdbaarheid, broodspecialiteiten zoals roggebrood en krentenwegge, koekjes en zoutjes. De eerste is voor het Almelose bedrijf de belangrijkste. Dik 50 procent van die markt heeft de onderneming in handen. In de branche van broodspecialiteiten is Bolletje ook „een van de grootste producenten”, in het koeksegment is het bedrijf „een belangrijke speler” en op de zoutjesmarkt „doen we leuk mee”, aldus Van Ark.
Zo’n driekwart van de Bolletjeproducten is bestemd voor de Nederlandse consument. Van het overige kwart is het grootste deel voor Europa bedoeld, de rest gaat naar heimweelanden zoals Canada, de Verenigde Staten, Australië en Zuid-Afrika. „Emigranten die daarheen zijn getrokken en ook de volgende generaties blijven vragen naar ontbijtkoek, beschuit en roggebrood.”
Het grote aandeel van de thuismarkt in de afzet is niet toevallig. „We hebben er bewust voor gekozen een oer-Hollands bedrijf te blijven en ons hoofdzakelijk op de Nederlandse consument te richten. Dat heeft ertoe geleid dat de Nederlander onze producten een beetje als zijn eigendom ziet. We merkten dat heel erg toen we onze beschuiten met inkeping introduceerden. Heel Nederland stond op z’n kop.”
Het onderwerp van gesprek rolt 24 uur per dag over de vijf beschuitlijnen in de Almelose vestiging. Een Bolletjebeschuit start zijn leven als een hompje deeg dat door een mixer op een lopende band wordt gedropt. Verderop transformeert een ander apparaat het deeg in een bolletje. Ziedaar de herkomst van de bedrijfsnaam.
Het bolletje wordt platgestampt en valt even verderop in een vormpje met inham. „Nee, er werken hier geen vrouwen die met een soort priem de inkeping in de beschuit maken.” De deegbol reist verder naar de rijskast. Een korte zonvakantie in een oven van zo’n 250 graden geeft de bol een mooi bruin kleurtje. Wreed wordt zijn lijf daarna doormidden gezaagd. De twee helften gaan opnieuw de oven in om te drogen en te roosteren. „Vandaar de Duitse naam voor beschuit, Zweiback, twee keer gebakken”, vertelt de directeur.
Het verpakken hangt er niet bij, maar is „een zeer belangrijk onderdeel van het productieproces. Een verpakking moet een artikel dragen, beschermen en promoten. De witte binnenwikkel voorkomt breuken, de buitenwikkel houdt vocht tegen en de rode bies met het bakkertje ondersteunt onze dijk van een merknaam. Die elementen zijn in een halve eeuw bijna niet veranderd. En die zullen ook in de toekomst niet drastisch wijzigen.”