Economie

„Natuur moet je niet willen pushen”

„Kijk, naast dat koppeltje muisvogels zit een rode ibis. En zie je daar die leguaan?” Ondanks dat directeur Alex van Hooff van Burgers’ Zoo niet beter weet dan dat er zich in zijn achtertuin een heuse dierentuin bevindt, blijft de natuur hem verbazen. „Als dierentuineigenaar moet je de natuur niet willen pushen.”

Marcel ten Broeke
10 August 2006 09:44Gewijzigd op 14 November 2020 04:00

Het warme weer van afgelopen maand lijkt kat in het bakkie voor Burgers’ Zoo. Toch mag het van directeur Alex van Hooff allemaal wel ietsje minder. „Ideaal is een temperatuur van 20 tot 26 graden. Bij een hittegolf liggen mensen liever in de achtertuin of bij het water. Dat drukt onze bezoekersaantallen zomaar met 30 procent.”Klagen doet Van Hooff echter niet. Verre van dat. Zijn dierentuin was met ruim 1,5 miljoen bezoekers een van de best bezochte dagattracties in 2005, zo bleek vorige maand uit de jaarlijkse dagattractietop-20 van het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC). Alleen de rondvaartbedrijven in Amsterdam (2,8 miljoen) en sprookjespark de Efteling in Kaatsheuvel (3,2 miljoen) wisten meer mensen te trekken.

Ook andere dierentuinen scoren opvallend goed. In de NBTC-lijst staan er acht genoteerd. Van Hooff: „Nederland is een ware dierentuinnatie. Trekt de grootste dierentuin in Engeland met moeite 900.000 mensen, in ons land halen maar liefst vier dierentuinen bezoekersaantallen ruim boven het miljoen.”

Nederlandse dierentuinen behoren volgens de dierentuindirecteur stuk voor stuk tot de wereldtop. „Hier vinden innovaties plaats. En dat terwijl de parken hier, in tegenstelling tot in veel andere landen, nagenoeg particulier worden gefinancierd. Dierenwelzijn en economie gaan blijkbaar prima samen.”

Burgers’ Zoo startte feitelijk in 1913, toen oprichter Johan Burgers besloot zijn fazantencollectie in zijn woonplaats ’s-Heerenberg open te stellen voor publiek. „Een uit de hand gelopen hobby”, lacht Van Hooff, die samen met zijn vrouw op het dierenpark woont. „Al zijn zo ongeveer alle dierentuinen op die wijze begonnen.” Vandaag de dag is Burgers’ Zoo (samen met Dierenpark Amersfoort) echter een van de spaarzame dierentuinen die nog in handen zijn van de oprichtersfamilie. „Andere parken zijn tussentijds overgenomen of kennen de stichtingsvorm.”

Burgers’ Zoo kreeg in de beginjaren vooral bekendheid doordat hij de enige Nederlandse dierentuin was die ervoor koos de beesten niet achter tralies te plaatsen, maar in een min of meer natuurlijke omgeving. Later kende de Arnhemse dierentuin nog enkele noviteiten: in 1968 creëerde het met Burgers’ Safari het eerste safaripark op het Europese vasteland en in 1988 had Burgers’ Zoo een wereldprimeur met Burgers’ Bush, een kunstmatig aangelegd tropisch regenwoud waar bezoekers tussen de dieren kunnen rondlopen.

Van Hooff: „Het realiseren van de Bush was dé grote droom van mijn vader.” Collega’s zagen er echter weinig in. Zelfs op de openingsdag schudden de directeuren van andere dierentuinen meewarig het hoofd: geinig zo’n hal, maar het zou nooit wat worden. „Het bleek een enorm succes: in één klap stegen we van 600.000 bezoekers tot boven de 1,2 miljoen.”

Behalve het regenwoud en het safaripark kent de Arnhemse dierentuin nog meer van dergelijke nagebootste leefgebieden, zogeheten ecodisplays. In acht jaar tijd verschenen er achtereenvolgens een mangrovebos (1992), een woestijnlandschap (1994) en een zeeaquarium (2000). Van Hooff: „Grootschalige leefgebieden zijn dé manier om de bezoeker zelf te laten ervaren hoe fascinerend de natuur is.”

De ecodisplays zijn ook biologisch gezien een succes, stelt Van Hooff. „Kweekcijfers liggen hier opvallend hoog. Dat komt doordat de natuur hier vooral haar eigen gang gaat. Je moet het allemaal niet te veel willen pushen.”

Dit is het zesde deel in een serie. Volgende week donderdag deel 7.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer