Qana niet voor het eerst getroffen
QANA - Hoe Bijbels de naam Qana ook mag klinken, volgens de inwoners van Tyrus ligt er een schaduw over het plaatsje. Zondag doodden Israëlische bommen er 56 mensen, onder wie ten minste 34 kinderen. Allemaal vluchtelingen uit Zuid-Libanese dorpen dicht bij de Israëlische grens.
Zij schuilden tegen de bommenregen in een schuilkelder onder een appartementencomplex. Volgens Israël werd het gebouw gebruikt door Hezbollahstrijders om in weg te vluchten nadat zij raketten op Israël hadden afgeschoten.Het bloedbad van Qana is het grootste in de bijna drie weken durende oorlog van Israël tegen de militante sjiitische groepering Hezbollah.
Het Libanese dodental ligt nu ver boven de 500, voor het overgrote deel burgers. De raketten waarmee Hezbollah de Israëlische bombardementen nog altijd dagelijks beantwoordt, kostten tot zondagmiddag 18 Israëlische burgers het leven. In gevechten met Hezbollahstrijders sneuvelden 33 Israëlische militairen.
Het is niet de eerste dodelijke oorlogsramp die het plaatsje Qana treft. „Deze plaats kan niet heilig zijn”, zegt Mohammed Farhad. „Daarvoor sterven er te veel mensen.” Hij is derdejaarsstudent biologie en zoekt naar een mogelijkheid zijn land te ontvluchten. „Eerst wilde ik het niet geloven, maar nu weet ik het zeker: we zijn allemaal doelwit van de Israëliërs.”
Strijd lijkt te kleven aan Qana. In minder gewelddadige tijden was het dorp onderwerp van een religieus dispuut met een nationalistische inslag. Volgens de Libanezen zou hier de bruiloft te Qana (Kana) hebben plaatsgevonden, waar volgens het evangelie van Johannes (2:1-11) Jezus Christus Zijn eerste wonder verrichtte door water in wijn te veranderen.
Veel wetenschappers, doorgaans niet-Libanees, bestrijden dat. Zij menen dat het waarschijnlijker is dat het Israëlische dorp Kefr Kenna de plaats was waar Christus’ voor het eerst Zijn goddelijkheid toonde. Ook de dorpen Ain Kana en Kenet-el-Jalil, dicht bij Nazareth, komen volgens hen in aanmerking.
Ook vorige week werd er bloed vergoten in Qana. Eerst doodde Israëlisch vuur er een 23-jarige Libanese journaliste. Vervolgens werden in het dorp twee ambulances door Israëlische vliegtuigen beschoten. Sami Yazbek, directeur van het Libanese Rode Kruis in Tyrus, laat de wagens zien. De deuren zijn eraf gerukt en zitten vol deuken en gaten. Vier Rode Kruismedewerkers raakten gewond.
„Een van hen ligt nog in coma”, zegt Yazbek. Hij is inmiddels twee van zijn zes ambulances kwijt. Van de vijftig medewerkers die zijn Rode Kruispost normaal gesproken telt, zijn er twintig gevlucht en vier gewond.
„We zijn goed herkenbaar”, zegt hij. „We zijn onpartijdig en doen onze plicht door gewonden te helpen. Ook als het Israëliërs betrof, zouden we uitrukken. We weten niet wat Israël bezielt.”
Een lichtgewonde patiënt in een van de wagens verloor door de aanval een been. Yazbek laat de brancard zien waarop de man lag. Er zit een groot gat in, met geronnen bloed eromheen.
In 1996, toen Israël net als nu met bombardementen Hezbollah te lijf ging, werd een bunker geraakt op een VN-basis bij Qana, waarbij 105 doden vielen en 120 gewonden. De bunker zat vol vluchtelingen.
Israël beweerde indertijd dat Hezbollah de VN-basis als dekmantel gebruikte. Ook nu zegt Israël weer dat Hezbollah moedwillig vanuit Qana raketten afvuurde. Maar in 1996 wees onafhankelijk onderzoek uit dat dit onwaarschijnlijk was.
Achttien april, de dag van het bloedbad in 1996, is nu in Libanon een dag van nationale rouw, vertelt student Mohammed Farhad. „Als Israël zo doorgaat, komt er geen eind aan ons verdriet.” Vlak voor de oorlog hoorde hij dat hij was aangenomen op een Canadese universiteit. Aanvankelijk wilde hij niet weg uit zijn land, maar nu verlaat hij Libanon zodra de situatie het toelaat, om zijn leven elders voort te zetten. Ver weg van Qana.