De gereformeerde bond in de United Church
PRINCETON - Clifford Anderson, verbonden aan de bibliotheek van het Princeton Theological Seminary, vergeleek dinsdag op de tweede conferentiedag van de Internationale Vereniging voor de Bestudering van Gereformeerde Gemeenschappen de positie en het optreden van de Gereformeerde Bond met dat van de belijdende beweging in de United Church of Christ, Confessing Christ.
De United Church of Christ ontstond in 1957 door het samengaan van de tamelijk liberale congregationalisten en een gereformeerde kerk met een Duits-Zwitserse achtergrond.Evenals de Gereformeerde Bond kent Confessing Christ een spanningsverhouding tussen ’delen en helen’, de drang om zich zo veel mogelijk apart van de kerk op te stellen en de behoefte om daarbij betrokken te blijven. De besturen van beide organisaties opereren betrekkelijk onafhankelijk van hun achterban. Daardoor kunnen zij gemakkelijker hun eigen koers vasthouden.
In tegenstelling tot de GB heeft Confessing Christ zich nooit uitgesproken tegen de vrouw in het ambt of de acceptatie van homoseksuele relaties. Deze beweging koos meer voor een centrumpositie in haar kerk, zodat zij de tegenstelling tussen liberalen en conservatieven zou kunnen overbruggen. Zij zocht aansluiting bij de Barmer Thesen. Andere organisaties van verontrusten spraken openlijk van een wegslijten en een loochenen van de waarheden zoals die in de grondslag van de United Church of Christ waren opgenomen.
Anderson ziet beide organisaties als succesvol, ook al beschouwen ze zichzelf als noodverbanden. Allebei konden ze zich presenteren als de draagsters van de traditionele identiteit van hun kerk.
Het ontstaan van de Protestantse Kerk in Nederland bracht de Gereformeerde Bond in een crisissituatie. Daarentegen betekent het verminderen van de oecumenische aspiraties van de United Church of Christ juist een probleem voor de belijdende beweging in deze kerk, waarvoor de oecumenische dimensie heel wezenlijk is.
Mechteld Jansen van de Vrije Universiteit schonk aandacht aan de positie van Indonesische en Molukse kerken in Nederland. Zij behoren tot de vele immigrantenkerken die thans in Nederland bestaan. De Geraja Kristen Indonesia Nederland (GKIN) omvat vooral Indonesiërs van Chinese herkomst.
Hoewel de gereformeerde invloeden in de prediking en de kerkorde nog aanwezig zijn, presenteert deze kerk zich als oecumenisch en open naar alle christenen. De vrijzinnigheid wijst men echter af. Men geeft de voorkeur aan een op de levenspraktijk gerichte prediking. Oudere leden voeren nog stevige debatten over voorouderverering, astrologie en amuletten.
De Geredja Indjili Maluku (GIM) is met 26.000 leden de grootste Molukse kerk in Nederland. De hier wonende predikanten zijn veelal conservatiever dan hun collega’s op Ambon. Zo houden zij de introductie van gitaren in de kerkdiensten tegen. Hoewel belijdenis doen geen sacrament is, is dit in de Molukse kerken wel heel belangrijk. Dat komt doordat het belijdenis doen in de plaats gekomen is van de voorchristelijke initiatieriten.
Jansen stelde de vraag aan de orde in hoeverre er bij deze Indonesische migrantenkerken, die uit de Nederlandse zending zijn ontstaan, sprake is van een omgekeerde zendingsbeweging. Gezamenlijke missionaire activiteiten van Nederlandse en Molukse kerken rond de eeuwwisseling in Assen riepen echter veel problemen op. De Indonesische kerken hebben duidelijk een eigen identiteit gekregen. Zowel de GKIN als de GIM ziet de nadruk op de emotionele kant van het geloof, een grote gastvrijheid en een sterk gemeenschapsgevoel als belangrijke missionaire factoren.
Brian Calfano van de universiteit van North Texas presenteerde ’s middags een studie over het gedrag van predikanten van de Presbyterian Church USA in controversiële zaken. In hoeverre stellen zij zich onafhankelijk op en in welke mate laten zij zich leiden door de opvattingen van de kerkenraad en de gemeente? Openstelling van de ambten voor homoseksuelen, abortus en het terugtrekken van investeringen in bedrijven die betrokken zijn bij de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden zijn belangrijke strijdpunten onder de presbyterianen.
Uit Calfano’s onderzoek bleek dat predikanten zich meer gelegen laten liggen aan de theologische opvattingen van hun kerkenraad dan aan die van hun gemeente. Het terugtrekken van investeringen vanwege de politiek van Israël wordt vooral gesteund door vrouwelijke en meer liberale predikanten en door predikanten die al lang in hun gemeente staan. De opvattingen binnen de kerkenraad doen er in dit verband minder toe. Predikanten met veel kerkgangers zijn minder vaak voor het toelaten van seksueel actieve homo’s tot de ambten. Predikanten met meer dienstjaren zijn daar vaker voorstander van dan zij die nog maar kort predikant zijn.
Uit dit onderzoek, zo concludeerde Calfano, wordt in ieder geval duidelijk dat predikanten wel degelijk rekening houden met de negatieve reacties die een bepaalde opstelling in hun gemeente kan oproepen. Predikanten zijn er op gebrand hun invloed te behouden, ook al betekent dit dat zij ten aanzien van bepaalde onderwerpen hun eigen opvattingen voor zich moeten houden.
Andere thema’s die op de conferentie aan de orde kwamen, hadden betrekking op de wijze waarop het rapport over de vrede, eenheid en zuiverheid van de kerk binnen de Presbyterian Church (USA) was ontvangen en de relevantie van het subsidiariteits- en het solidariteitsbeginsel voor het gereformeerde sociale en politieke denken.