Bidden
Wanneer men door zijn geweten wordt overtuigd van zijn gruwelijke bestaan en dat men de hel om zo’n leven verdiend heeft, kan men wel eens benauwd bidden: Heere Jezus, ontferm U mijner.
Soms doet men dat met sterke aandoening. Het is echter niet zoals bij deze vrouw: aanhoudend. Daarom wordt men weer gerust en zorgeloos, ja, soms erger dan tevoren. De minste beletselen sluiten het werk en men laat zich aftrekken zonder gered te zijn.U zult mij vragen: Waar komt dit dan vandaan? Het is omdat het maar gewetensovertuigingen waren. Die worden niet veroorzaakt door het zien van de gruwelijkheid van de zonden, maar door het strafwaardige ervan.
O, ongelukkig als het zo met ons is. Arme mensen! De vorst der duisternis heeft u in zijn macht. Als u zo blijft, gaat u voor eeuwig verloren.
Ondertussen gaat wel de genadetijd voorbij. Hoe zal het dan gaan in het einde? Och mensen, bedenk toch uw staat en bid God dat Hij er u aan ontdekt.
Maar, geliefden, leer nu van deze vrouw hoe u zich hebt te gedragen. Naar Jezus toe! Hij alleen kan u redden. Kom dan zoals u bent. Bidden moet uw werk zijn. Kunt u het niet, roep dan maar: Ontferm U mijner. Heb een diepe indruk van uw onwaardigheid en leg u als een hond aan Zijn voeten neer.
Cornelis van Vollenhoven (”Waarheid in het binnenste”, 1759)