Buitenland

Ramos Horta mag puin ruimen in Oost-Timor

DILI - De aanstaande Oost-Timorese premier José Ramos Horta krijgt de zware taak om een onrustig en straatarm land weer op de rails te krijgen.

Egbert Stoel (ANP)
10 July 2006 08:23Gewijzigd op 14 November 2020 03:55
HORTA …puinruimen…
HORTA …puinruimen…

Het is niet voor het eerst dat de immer correct geklede en met een vlinderdasje gesierde topdiplomaat zich in een wespennest steekt. Al tijdens de chaotische overgangsperiode tussen het vertrek van de Portugese kolonisten en de inval van de Indonesische bezetters, midden jaren ’70, was Ramos Horta lid van de regering.Horta (56) werd geboren in de tijd dat het land nog een achtergestelde Portugese kolonie was. Hij was een jonge journalist toen het Portugese militaire bewind instortte en in Lissabon een nieuwe wind ging waaien. Voor de Oost-Timorezen het goed en wel beseften -en zeker voordat ze er klaar voor waren- werd het kleine eilanddeel in 1975 onafhankelijk.

De plotselinge machtswisseling stortte Oost-Timor net als de afgelopen maanden in anarchie en chaos. Ramos Horta werd als prominent lid van de marxistische Fretilin, een politieke beweging die niets wilde weten van aansluiting bij Indonesië, minister van Buitenlandse Zaken en Informatie in een overgangsregering. Die was geen lang leven beschoren. Uit angst voor een communistisch bolwerk in de achtertuin vielen in december van dat jaar Indonesische militairen het gebied binnen.

In een ultieme poging de aandacht van de wereld op het afgelegen eilanddeel te richtten, ontvluchtte Ramos Horta zijn land drie dagen voordat het Indonesische leger aanviel. Het mocht niet baten: de rest van de wereld liet het gebeuren.

De bezetting was het begin van een 25 jaar durende nachtmerrie, die meer dan 100.000 Oost-Timorezen het leven zou kosten. Onder de slachtoffers waren vier van de elf broers en zussen van de banneling.

Sindsdien leidde Ramos Horta, hoffelijk en gevat, een lobby voor zijn bezette land en andere onderdrukte volkeren. Hiervoor reisde de ”stem van Oost-Timor”, onder andere als vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties, de gehele wereld af.

Hij zag zijn strijd in 1996 beloond met de meest prestigieuze prijs ter wereld: de Nobelprijs voor de vrede. De diplomaat kreeg de erkenning samen met bisschop Belo, „wegens hun inzet voor een rechtvaardige en vreedzame oplossing voor het conflict in Oost-Timor.”

Die vreedzame oplossing leek er te komen toen de Indonesische president Habibie, die als tussenpaus de gevallen dictator Suharto opvolgde, de Oost-Timorezen in een referendum over de onafhankelijkheid liet stemmen. Wat een feest had moeten worden, eindigde echter in een bloedbad dat zeker duizend mensen het leven kostte.

Toen hij de vredesprijs in ontvangst nam, stelde Ramos Horta dat een onafhankelijk Oost-Timor geen militairen nodig zou hebben. Nu is het diezelfde Ramos Horta die het leger moet gaan hervormen.

„In 1999 was er zo veel geweld, zo veel vernietigd door de Indonesiërs dat de hele droom om geen leger te hebben in stukken uiteenviel”, verklaarde hij onlangs in The New York Times zijn ommezwaai.

Na een overgangsperiode onder gezag van de VN werd Oost-Timor vier jaar geleden helemaal onafhankelijk en was Horta de natuurlijke minister van Buitenlandse Zaken. Met verve bleef hij de wereld rondreizen om zijn thuisland op de kaart te krijgen. Nu mag de man die dit voorjaar nog werd getipt als de nieuwe secretaris-generaal van de Verenigde Naties zich op de binnenlandse politiek stortten.

Een moeilijke taak, want behalve etnische verschillen telt Dili nauwelijks hoogopgeleide politici en behalve een spaarzame hoeveelheid koffie exporteren de 1 miljoen inwoners van Oost-Timor weinig tot niets. Onder de zeebodem liggen weliswaar gas- en olievoorraden, maar die zijn nog onaangeroerd.

Of Ramos Horta zijn reislust kan intomen, moet blijken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer