Mieke diep in de put door nasleep ongeval
HARDENBERG - Drie jaar geleden raakte Mieke Gaspersz (44) met haar gezin betrokken bij een verkeersongeval. Ze liep geen schrammetje op. Maar de echte klap kwam later. Nog altijd sleept een verzekeringsprocedure over aansprakelijkheid zich voort. „Ik heb me vaak als een vlinder gevoeld die zich in een cocon bevindt.”
„Wat ons is overkomen, is vreselijk. Verschrikkelijk.” In de tuin van een rijtjeswoning in Hardenberg laat Mieke Gaspersz er geen misverstand over bestaan: ze ging de afgelopen jaren door een diep dal. Nooit heeft ze kunnen bevroeden dat de -juridische- nasleep van een verkeersongeval haar zó zou raken.Van harte staat ze dan ook achter de vanmiddag gepresenteerde gedragscode voor de behandeling van letselschade. Centraal daarin staat een vriendelijker benadering van slachtoffers van een ongeval.
Ruw wordt op 4 juli 2003 de vakantie van de familie Gaspersz verstoord. Tijdens een autorit door Zeeland van vader Jozef, moeder Mieke en drie dochters gaat het mis. Tot haar grote schrik ziet moeder Mieke, die achter het stuur zit, vlak voor haar een auto keren op de weg. Luttele seconden later botsen de auto’s op elkaar.
„Het was heel bedreigend”, blikt de vrouw terug. „Er schoten de raarste scenario’s door me heen. Ik dacht: Ik overleef dit niet en ik neem de anderen mee.”
Wonderwel blijft het fysieke leed beperkt. Vader loopt een buil op zijn hoofd op, de anderen komen met de schrik vrij. „Mijn echtgenoot was erg kwaad op de man die op de weg keerde. Zelf was ik niet boos op hem. Hij heeft ons niet gezien door de dode hoek.”
Na het ongeval rolt Gaspersz van de ene in de andere teleurstelling. „Voor een consult bij een arts in de buurt moesten we contant 120 euro betalen. Terwijl we er nog geen tien minuten zijn geweest. Ook het regelen van het vervangend vervoer via onze verzekeraar ging moeizaam. Het heeft wel een uur geduurd voordat we een auto kregen toegezegd.” Zin om de vakantie af te maken, heeft de familie niet. Dus gaan ze huiswaarts.
Spoedig merkt Mieke Gaspersz dat ze danig van slag is door het verkeersongeval. Haar klachten zijn hardnekkig. „Ik was kapot. Ik was snel moe en zat vaak te huilen. Ik had het gevoel dat niemand me uit deze put wilde helpen. De dokter zei: „Ik denk dat u een beetje overspannen bent.” Ik weigerde aan de antidepressiva te gaan. Ik wil mijn lijf niet volstoppen met medicijnen.”
Heet hangijzer in de affaire is dat er tussen de partijen -de familie Gaspersz én de automobilist- geen overeenstemming bereikt wordt over de vraag wat de oorzaak is van de psychische klachten van Gaspersz . Die zouden ook het gevolg kunnen zijn van een ongeval in 2001, toen Gaspersz op een basisschool, waar ze voorheen werkte, met haar hoofd tegen een glijbaan is gestoten. Zelf is de Hardenbergse er vast van overtuigd dat de klachten direct zijn te herleiden tot het ongeval in Zeeland.
Geen goed woord heeft de Hardenbergse over voor haar verzekeraar, die haar via de verzekeraar van de tegenpartij uiteindelijk 3000 euro uitkeert. „Het ging allemaal zo afstandelijk, zo formeel. Ik voelde me niet als slachtoffer herkend. Na een paar maanden kwam er een schaderegelaar van onze verzekeraar. Een lieve meneer. Hij zei: „We gaan de zaak afsluiten. Als er nog wat is, bel me dan.”
Een paar maanden later, toen het steeds slechter met me ging, belde ik de man. Hij zei: „Ik dacht al dat u zou bellen.” Toen was ik zó kwaad. Ik had het gevoel dat die man tijdens het eerdere gesprek al wist dat ik een groot probleem had, maar dat heeft verzwegen. Ik voelde me niet serieus genomen. Daarbij zeg ik wel dat ik de man mogelijk op het verkeerde been heb gezet. Ik wilde tijdens dat gesprek niet zielig doen en liet me van mijn beste kant zien.”
Ook als ze ten einde raad een letselschadebureau in de arm neemt, blijft de zaak doormodderen. „Je hebt het gevoel dat je zonder water de jungle in wordt gestuurd.”
In de jaren na het ongeval blijft ze tobben met haar gezondheid. Gaspersz bezoekt de ene na de andere arts, onder meer om van haar slaapproblemen af te komen. Duidelijkheid over haar ziektebeeld blijft uit.
Deeltijdbanen -huishoudelijk werk in een jeugdinstelling en hulp aan zieke ouderen- moet ze na verloop van tijd weer afkappen. In mei dit jaar belandt ze in de Ziektewet. Geëmotioneerd: „Ik kon de afgelopen jaren geen goede huismoeder zijn. Ik had vaak een heel kort lontje. Ik had het gevoel dat mijn batterij voor twaalf uur ’s ochtends al leeg was.”
De laatste maanden lijkt het beter te gaan. Nijmeegse medici hebben een posttraumatische stressstoornis vastgesteld. De Hardenbergse lijkt baat te hebben bij de zogeheten EMDR-therapie waarbij ze haar trauma, het ongeval, leert verwerken.
Voorlopig is er nog altijd geen uitsluitsel over een definitieve schadevergoeding. Ze zucht diep. „Ik weet gewoon niet hoe het allemaal gaat lopen. Ik word er erg moe van.”