Leven in Londen weer bijna normaal
LONDEN - De zweterige Londense metrowagons zitten deze zomer net zo stampvol als altijd en de rode dubbeldekkers rijden hun rondjes door de stad die bruist van de forensen en foto’s schietende toeristen.
Een jaar nadat terroristen dood en verderf zaaiden met een reeks bomaanslagen op drie metrotreinen en een rode dubbeldekkerbus gaat het leven weer zijn gang - bijna.De angst is nog niet helemaal verdwenen, de kalmte die heerst is oppervlakkig. Het is een ongemakkelijk gevoel van normaliteit dat zou kunnen worden verstoord door nog een aanslag. In Groot-Brittannië, en de rest van Europa, roept de terreurdreiging pijnlijke vragen op over identiteit en migratie.
De zelfmoordaanslagen in Londen, de bomaanslagen op de forensentreinen in Madrid in 2004, de moord op filmmaker Theo van Gogh en de woedende reacties van moslims op de spotprenten van de profeet Mohammed hebben de vrees doen toenemen dat het Westen en de islam niet vreedzaam naast elkaar kunnen bestaan.
In Londen zijn de herinneringen aan 7 juli 2005, toen een gewone donderdagmorgen plotseling in een nachtmerrie veranderde, nooit ver weg. De aanslagen, waarbij 52 mensen om het leven kwamen, de 4 terroristen niet meegerekend, hebben Groot-Brittannië veranderd, in het klein en in het groot.
Het nieuws dat de jonge terroristen allen geboren waren in Groot-Brittannië of er waren opgegroeid, schokte velen en legde een grote druk op de verhoudingen tussen de moslimpopulatie en de rest van de Britse bevolking.
Veel Britse moslims hebben het gevoel dat ze bij voorbaat verdacht zijn. Mensenrechtenactivisten vrezen dat de nieuwe anti-terrorismewetgeving de burgerrechten aantast. En het vertrouwen in de politie is beschadigd door twee onterechte schietincidenten.
De inwoners van Londen zijn wel wat gewend, door de aanslagen van het Iers Republikeins Leger (IRA) in de jaren ’80 en de vroege jaren ’90. In een stad waar de afstanden enorm zijn en de kosten voor een taxirit, parkeergeld en de automobilistentol de spuigaten uitlopen, kunnen weinigen het zich permitteren het openbaar vervoer links te laten liggen.
„Terrorisme is altijd een factor geweest en zal altijd een dreiging blijven in dit land”, zegt de 18-jarige Jason Dolby, die op weg is naar het metrostation Oxford Circus. „Ik moet elke dag met de metro naar mijn werk, dus aan het terrorisme valt niet te ontkomen als het gebeurt.”
Anderen hebben meer last van de dreiging. Voor hen doet elke onverklaarde vertraging in een van de metrobuizen de angst herleven. „Ik heb sindsdien niet meer in een bus gezeten”, zegt David Warman (35), die de nooddiensten hielp na de explosie in bus nr. 30 op Tavistock Square in het noorden van de stad. Hij heeft nog steeds last van nachtmerries. „Ik kan zelfs niet naast een bus staan.”
Toch is in het metrostelsel inmiddels alweer minder politie op de been dan de eerste maanden na de aanslagen. En er patrouilleren geen zwaar bewapende agenten met machinepistolen door de straten van Londen zoals in Parijs - waar sinds de jaren ’90 geen terreuraanslagen meer zijn voorgekomen.
De politie schat dat 40 tot 60 mensen in Groot-Brittannië van plan zijn nieuwe aanslagen te plegen, en nog eens 400 zouden met hen sympathiseren. „De dreiging is zeker aanwezig”, zegt Sandra Bell, hoofd van de afdeling binnenlandse veiligheid van het Koninklijk Instituut voor Defensie en Veiligheidsstudies. „We hebben een open openbaarvervoerssysteem. Als wij dat vrijelijk kunnen gebruiken, kunnen mensen met slechte bedoelingen dat ook.”
De zoektocht naar een wijder netwerk dat de terroristen mogelijk steun heeft verleend lijkt te zijn gestrand, aangezien geen verdachten vastzitten. Een parlementair onderzoek legde bovendien enkele gaten in de werking van de inlichtingendiensten bloot.
Gebleken is verder dat de dodelijke aanslagen geen verband houden met een reeks mislukte bomaanslagen op 21 juli 2005. Vijf mannen zitten in afwachting van hun proces vast op verdenking van betrokkenheid bij de mislukte aanslagen. Twaalf anderen worden ervan verdacht hen te hebben geholpen.
Minder succes had de politie bij het oprollen van het netwerk dat verantwoordelijk was voor de aanslagen van 7 juli. Binnen enkele dagen na de aanslagen hadden rechercheurs de identiteit vastgesteld van degenen die erachter zouden zitten, vier jonge mannen die in de uiteengereten metrotreinen en het buswrak dood werden aangetroffen tussen hun slachtoffers.
Drie van hen waren van Pakistaanse afkomst en woonden in en rond Leeds. De vierde was een Jamaicaanse immigrant die in het noordwesten van Londen woonde en zich had bekeerd tot de islam.
Een jaar na dato is het nog altijd onduidelijk of de mannen hulp hebben gekregen en of zij rekruten, in Groot-Brittannië of elders, hebben geronseld of anderen leiding hebben gegeven. Er zijn geen aanhoudingen verricht.
In Londen zijn nog steeds strenge veiligheidsmaatregelen van kracht, en de politie laat speurhonden in de metro zoeken naar explosieven. Ook het tennistoernooi Wimbledon ontkomt niet aan de angst voor terreuraanslagen: de politie onderzoekt met aan stokken vastgemaakte spiegels de onderkant van auto’s op eventuele bommen.
De regering heeft leidende figuren in de Britse moslimgemeenschap gevraagd radicale denkbeelden te helpen bestrijden, maar ze lijkt de Britse moslims tegen zich in het harnas te hebben gejaagd, onder meer doordat de politie enkele ernstige fouten maakte.
Twee weken na de aanslagen schoot de politie een onschuldige Braziliaan dood die ze aanzag voor een terrorist. Zo’n 300 politieagenten vielen op 2 juni een huis in het oosten van Londen binnen en schoten een van de twee arrestanten in zijn schouder. Beiden werden later vrijgelaten en er werd geen aanklacht ingediend. De politie had informatie gekregen dat in het huis een chemische bom in elkaar werd gezet.
Asaf Hussain, docent islamstudies aan de universiteit van Leicester, zegt dat de inval de angst van Britse moslims, dat ze allemaal als verdachte worden gezien, heeft vergroot. „Potentiële terroristen zullen denken: zie je wel, we moeten overgaan tot actie, kijk maar hoe ze ons haten”, zegt hij.
Het wantrouwen is aan beide kanten diepgeworteld. Uit een onderzoek van het Pew Research Center for the People and the Press blijkt dat 66 procent van de Britten van alle geloofsovertuigingen vindt dat de verhouding tussen moslims en westerlingen slecht te noemen is. In Frankrijk vindt 66 procent van de bevolking dat, en in Duitsland zelfs 70 procent.
Van de ondervraagde Britse moslims zei 24 procent dat zelfmoordaanslagen op burgerdoelen soms te rechtvaardigen zijn om de islam te verdedigen.
Ook de Britse wet is veranderd sinds 7 juli. Premier Tony Blair heeft enkele controversiële maatregelen door het parlement gedrukt, zoals een verbod op het verheerlijken van terrorisme, dat volgens hem nodig is om radicale ideologieën te bestrijden.
Andere maatregelen haalden het niet. Zo weigerde het parlement akkoord te gaan met een verzoek van Blair de politie de mogelijkheid te geven terreurverdachten zonder aanklacht tot negentig dagen vast te houden. Wel werd de toegestane detentietermijn uitgebreid van 14 naar 28 dagen.
Shami Chakrabarti, hoofd van de mensenrechtenorganisatie Liberty, noemt beide maatregelen contraproductief en beschuldigt de regering ervan zich hard op te stellen om goede sier te maken in plaats van de Britten werkelijk te beschermen.
Maar volgens haar zijn de nieuwe wetten minder beschadigend dan de verregaande antiterreurwetgeving die na 11 september 2001 in Amerika werd ingevoerd. „Groot-Brittannië kreeg de echte schok op 11 september”, zegt ze. „Zeven juli was een naschok.”