A. H. Korthals (Defensie)
Demissionair justitieminister mr. A. H. (Benk) Korthals is de enige minister die het paarse tijdperk overleeft en gewoon minister blijft. Het is een blijk van waardering voor zijn aanwijsbare prestaties. Aan de andere kant lijkt zijn verhuizing naar het weinig begeerde Defensie toch een degradatie.
Vier jaar geleden waren de verwachtingen over Korthals hooggespannen. De secondant van VVD-leider Bolkestein zou het tumultueuze departement van Justitie in rustiger vaarwater gaan loodsen. Een politiek zwaargewicht als hij zou de rebelse ambtenaren -de ’coup’ van de procureurs-generaal tegen minister Sorgdrager lag nog vers in het geheugen- er wel onder krijgen.
Korthals begon veelbelovend, maar net toen hij aardig op weg leek, dook de Doverzaak op: de fataal afgelopen smokkel van Chinezen, waarbij de politie verzaakte de hoofdverdachte te arresteren. Vervolgens verschenen in de media berichten over vroegtijdig vrijgelaten bolletjesslikkers. Ook de bouwfraude rond de Schipholtunnel, die tegen de zin van de Tweede Kamer met een schikking was afgedaan, bracht de VVD-bewindsman in de problemen.
Korthals struikelde menigmaal, maar viel nooit. Hij behield innerlijke rust en straalde die af op het departement. Hij viel niet op door dossierkennis, want het lezen van ambtelijke stukken is niet zo aan hem besteed. Maar met relativerende zelfspot, droge humor en improvisatietalent slaagde hij er steevast in zich te redden. Toch vormde die rust meteen zijn kwetsbaarheid, want menigmaal maakte de Kamer hem het verwijt van een te passieve opstelling.
Waar politieke profeten Korthals al ver voor Jorritsma, Pronk of Netelenbos wegcijferden, blijkt hij nu de enige minister die zijn positie behoudt. Maar het ministerie van Justitie moet hij overlaten aan zijn nieuwe CDA-collega Donner en Binnenlandse Zaken is besteed aan zijn partijgenoot Remkes. Defensie schiet over voor de zwaargewicht op zijn retour.
Toch is Korthals ook weer niet onervaren of ongeïnteresseerd als het gaat om de defensiepolitiek. Als dienstplichtige bracht hij het tot marineofficier en als lid van de Tweede Kamer (1982-1998) bekleedde hij al het voorzitterschap van de vaste kamercommissie voor Defensie. Zijn eigen woordvoerderschappen lagen in die tijd echter op het terrein van justitie en de binnenlandse politiek.
Korthals zal het waarschijnlijk nimmer zo ver schoppen als zijn vader. Die behoorde in de jaren ’50 tot de oprichters van de VVD en werd vice-premier in het kabinet-De Quay (1959-1963). Wel toont Korthals junior grote politieke veerkracht door de overstap te maken van een sociaal-liberaal (paars) kabinet, naar een stevig centrumrechtse regering. Zijn groeiende afkeer van sociaal-democraten zal er debet aan zijn.