Vertrekpunt
In de 17e eeuw schreven enkele theologen van naam de volgende woorden: „Dat de mens het zaligmakend geloof van zichzelf niet heeft, en ook niet door kracht van zijn wil, omdat hij in de stand van de afwijking en de zonde, niets goeds, dat waarlijk goed is (zoals inzonderheid het zaligmakend geloof), uit en van zichzelf kan willen, denken of doen. Maar dat het nodig is, dat hij door God in Christus door Zijn Heilige Geest herboren wordt en vernieuwd, in verstand, gevoel of wil en alle krachten, op dat hij het ware goed recht moge verstaan, bedenken, willen, en volbrengen, naar het woord van Christus in Johannes 15:5: Zonder Mij kunt gij niets doen.”
Dat is gereformeerde taal, zou men denken. Het geschrift waaruit deze woorden afkomstig neemt zijn vertrekpunt zelfs in de eeuwige verkiezing: „Dat God door een eeuwig en onveranderlijk besluit in Jezus Christus Zijn Zoon, voor de grondlegging der wereld besloten heeft om uit het gevallen, zondige menselijke geslacht, diegenen in Christus, om Christus’ wil en door Christus zalig te maken, die door de genade van de Heilige Geest in Zijn Zoon Jezus Christus geloven (…)”Zouden theologen die inzetten met de verkiezing, en die zo duidelijk wijzen op het feit dat de mens niets tot zijn zaligheid kan toedoen, beschouwd kunnen worden als ongereformeerd? Weliswaar staat er in het laatste citaat dat diegenen verkoren zijn die geloven, wat wij niet zo zouden uitdrukken, maar er wordt toch duidelijk bij gezegd dat ze „door de genade van de Heilige Geest” geloven? Het zal toch niet mogelijk dat dergelijke theologen in de grond der zaak remonstranten zijn?
Dat blijkt helaas wel mogelijk. De hierboven aangehaalde citaten komen namelijk niet uit een gereformeerd belijdenisgeschrift, maar uit de remonstrantie. Dit document zou in deze tijd meer gelezen moeten worden. Niet als stichtelijk stuk, maar om te begrijpen hoe subtiel dwaalleringen kunnen zijn. En ook om te begrijpen hoezeer onze vaderen tijdens de synode van Dordrecht helder licht hebben ontvangen om deze subtiele leer te onderkennen en duidelijk te veroordelen.
Nog een citaat: „Dat (…) Jezus Christus, de Zaligmaker van de wereld, voor allen en voor ieder mens gestorven is, zo, dat Hij voor hen allen de verzoening en de vergeving verworven heeft, echter zo, dat niemand deze vergeving der zonden metterdaad geniet, dan alleen de gelovigen, mede naar het woord van het evangelie in Johannes 3:16.” Hier wordt de dwaalleer iets minder subtiel: Christus zou voor alle mensen gestorven zijn, maar slechts diegenen die geloven zouden de vergeving daadwerkelijk verdienen.
Wie het voorgaande op zich in laat werken, komt tot de conclusie dat iemand die belijdt dat een mens helemaal niets tot zijn eigen zaligheid kan toedoen, en dat de zaligheid alleen uit genade is, toch een remonstrant kan zijn. Dat iemand die eraan vasthoudt dat de mens moet geloven in Christus, maar dat het louter genade is áls hij gelooft, het remonstrantisme kan aanhangen.
Het is daarom niet overbodig de remonstrantie eens te leggen naast de prediking in de gereformeerde gezindte. Is veel hedendaagse prediking, waarin eenzijdig de nadruk wordt gelegd op de algenoegzaamheid van Christus’ offer voor alle hoorders, en waar mensen worden aangespoord tot Christus te gaan, zonder dat de hoorders onder het oordeel van de wet worden gesteld, niet remonstrants? Let wel: ook de remonstranten beleden dat het louter genade is wanneer een mens gelooft en dat de mens niets tot zijn zaligheid kan toedoen. Maar in de praktijk bleek de grote kloof: niet langer preekte men vanuit Gods welbehagen, niet langer stelde men de mens onder het eeuwig oordeel, maar men nam het vertrekpunt in het volbrachte offer van Christus dat voor alle mensen is, indien ze het maar geloven.
Daar lag de grote kloof in Dordrecht. En daar ligt het begin van een splijtzwam die ook nu de gereformeerde gezindte aan het verdelen is.
De auteur is ondernemer in de ICT-sector