Minder snel stoppen
Nederland telt rijke en arme burgers. Er zijn altijd mensen geweest die weinig hoefden uit te voeren, maar royaal konden leven. Niet vanwege hun capaciteit, maar door hun kapitaal. Het ziet er echter naar uit dat de gemiddelde Nederlander, Jan Doorsnee, langer moet gaan werken.
Een studiegroep van hoge ambtenaren gaf de regering anderhalve week geleden het advies dat het volgende kabinet met minstens 15 miljard euro moet bezuinigen. Alleen al om de oplopende kosten van de vergrijzing te kunnen betalen. Dat zou kunnen leiden tot een verhoging van de AOW-leeftijd tot 67 jaar.De liberale minister Zalm van Financiën neemt de suggesties terecht serieus. Maar de christendemocraten en de socialisten in de Tweede Kamer zien er weinig in. De kwestie van de AOW-leeftijd zou bij de komende verkiezingen een middel kunnen blijken waarmee politieke partijen zich proberen te profileren. Zij kan een rol gaan spelen bij coalitievorming.
Verzet tegen verhoging van de AOW-leeftijd heeft overigens iets begrijpelijks. Mensen beleven hun werk op allerlei manieren. Er leven nog altijd luiaards. Anderen -baas of knecht, dat maakt niet uit- weten geen maat te houden en zijn nooit klaar. Heel wat mensen hijgen eerlijk vermoeid naar de laatste werkdag toe.
Een van de achterliggende redenen daarvan kan zijn dat werken in West-Europa een ander karakter kreeg. Toegenomen technische mogelijkheden en globalisering staan minder rust toe. Zij zijn in staat om het werktempo omhoog te jagen. Media zetten mensen via een overvloed aan informatie onder druk en werken psychische spanning in de hand.
Vanuit die optiek is het voor bedrijven ook een vraag of een oudere werknemer de ’strijd’ nog aan kan. Senioren zouden te weinig presteren en te duur zijn. Het zou hun ontbreken aan flexibiliteit. Ze zouden vaker ziek zijn. Vaak vormen die argumenten niet meer of minder dan vooroordelen. Als ergens geldt dat de een de ander niet is, is dat op de werkvloer.
Alle bedenkingen ten spijt: er zal iets gebeuren. Koningin Beatrix zei in de Troonrede 1997 dat het voortijdig buitenspel zetten van mensen in het licht van de komende vergrijzing, economisch steeds minder verantwoord is. In diverse bedrijfstakken komen betrokkenen al tot concrete afspraken over langer werken. Ook de AOW-leeftijd komt onvermijdelijk ter discussie.
Iemand kan rechtmatige en algemeen erkende argumenten hebben waarom hij of zij uit het arbeidsproces moet stappen. Niemand hoeft zich in Nederland immers letterlijk dood te werken. Daarbij valt te bedenken dat degene die geen arbeidscontract of vaste aanstelling meer heeft, zich waar mogelijk best aan vrijwilligerswerk mag wagen. Dat is ook werk.
Maar als het verzet tegen verhoging van de AOW-leeftijd voortkomt uit verzet tegen de grote Opdrachtgever, gaat er iets mis. Het hoogste motief tot arbeid is de roeping van God om de gaven die een mens kreeg te ontwikkelen. Als een samenleving de Schepper als het ware wegstuurt, blijkt werken vervelend en lastig. Dan prikken de dorens van Adam pijnlijk.
Waarom vertalen wij trouwens ”langer werken” niet met ”minder snel stoppen”?