Kemphanen ex-Joegoslavië houden top
De drie felste kemphanen uit het voormalige Joegoslavië, Bosnië, Kroatië en het huidige Joegoslavië, zijn maandag voor het eerst sinds de recente afscheidingsoorlogen (1991-1995) op een topconferentie weer bijeengekomen. Zij werden het erover eens de samenwerking op weg naar Europese integratie te versterken.
De presidenten van Joegoslavië en Kroatië, respectievelijk Vojislav Kostunica en Stipe Mesic, waren maandag in Sarajevo bijeen voor een topontmoeting met hun ambtgenoten van Bosnië-Herzegovina. Door de etnische samenstelling van dat nog steeds verdeelde land heeft Bosnië drie mannen aan de top die gezamenlijk het presidentschap vervullen.
Slechts door regionale samenwerking kunnen de vrede en de stabiliteit in de regio worden versterkt, staat in een na de historische top uitgegeven verklaring. De leiders spraken zich uit voor meer economische samenwerking, voor een gemeenschappelijke strijd tegen terrorisme en criminaliteit en voor meer rechten voor vluchtelingen.
Maar Joegoslavië en Kroatië hebben Bosnië geen excuses aangeboden voor hun aandeel in de Bosnische oorlog. Tussen 1992 en 1995 kwamen daar ongeveer 200.000 mensen om het leven. Meer dan 2 miljoen mensen werden gedwongen hun huizen te verlaten.
Het was de eerste bijeenkomst van de presidenten die niet was georganiseerd door vertegenwoordigers van internationale organisaties. Zij kwamen overeen elkaar in de toekomst vaker te zullen ontmoeten. De veiligheidsmaatregelen in Sarajevo waren bijzonder streng. De door de NAVO gedomineerde troepenmacht SFOR had rond de Bosnische hoofdstad controleposten ingericht.
Het oude Joegoslavië is door toedoen van Kroaten, Bosnische moslims en Serviërs bloedig uiteengevallen. Het was als koninkrijk van Serviërs, Kroaten en Slovenen verrezen uit de resten van het multi-etnische mozaïek Oostenrijk-Hongarije. Na de Tweede Wereldoorlog werd Joegoslavië decennialang geregeerd door de communistische maarschalk Tito. Na zijn dood viel het land uiteen.
Mede door financieel wanbeleid van de Servische machthebber Milosevic hield het rijkere Slovenië het als eerste voor gezien. Het land scheidde zich relatief vreedzaam af in de zomer van 1991. In Kroatië en Bosnië-Herzegovina verliep de afscheiding uiterst traag en bloedig met talrijke etnische zuiveringen, voor een deel gepleegd door Servische Joegoslaven die zich fanatiek tegen de afscheidingen keerden.
De oorlog duurde tot 1995. Bosnië-Herzegovina is nog steeds slechts een door de internationale gemeenschap gesponsorde kunstmatige federatie van etnische districten. De republiek Macedonië scheidde zich eveneens relatief vreedzaam af in 1991. Servië en Montenegro hielden als Joegoslavië een etnisch Servische federatie in stand.
De betrekkingen tussen de drie landen zijn pas recentelijk enigszins genormaliseerd, voornamelijk door het verdwijnen van de leiders die verantwoordelijk waren voor het begin van de burgeroorlog. De diplomatieke verhouding tussen Joegoslavië en Bosnië is nog altijd matig. Veel moslims verdenken de Joegoslavische president Vojislav Kostunica van nationalistische sympathieën en vermoeden dat hij een aantal oorlogsmisdadigers in Joegoslavië bescherming biedt.