Nederland in het jaar 2050
Nederland in het jaar 2050. Er heerst armoede. De medische zorg faalt. De infrastructuur en andere publieke voorzieningen zijn verwaarloosd. Het uiteenvallen van de Europese Unie -na een langdurig conflict tussen Frankrijk en Duitsland- heeft Nederland in een neerwaartse spiraal getrokken. De politieke instabiliteit die het land sinds het begin van de eenentwintigste eeuw teistert, heeft geleid tot meer onveiligheid, criminaliteit en werkloosheid. Nederland is ontredderd.
De gevolgen van de economische malaise slaan vooral neer bij christenen. Zij komen al langer niet meer in aanmerking voor overheidsfuncties, omdat zij weigeren de eed op ”de hoogste wil van het volk” af te leggen. De werkloosheid onder hen is daarom groter dan gemiddeld.
Het geven van christelijk onderwijs wordt slechts incidenteel gedoogd. Dit geldt ook het op grotere schaal bijeenkomen van christenen. De oorzaak hiervan is dat christenen worden gezien als zondebok voor de maatschappelijke teruggang. Hun fundamentalistische opvattingen creëren immers een klimaat van onverdraagzaamheid.
Bij de laatste verkiezingen werd de Partij van de Humaniteit de grootste, mede vanwege haar belofte de laatste resten van religieus fundamentalisme aan te zullen pakken.
Kerkorgels
Het klimaat voor christenen in Nederland op de helft van de eenentwintigste eeuw is dus guur. De onderlinge betrokkenheid is groot, maar de materiële zorgen zijn groter.
Bovendien is er iets waarover zij zeer bedroefd en verslagen zijn. Dat betreft de houding van christenen in het buitenland. In het Midden-Oosten, maar ook in grote delen van Azië, Afrika en Zuid-Amerika leven christenen in vrijheid en luxe. Ze leven in landen waar economische voorspoed heerst. Ook de christenen profiteren daarvan. Zij wonen in dure woningen en gaan vaak op vakantie. Zij komen bijeen in riante kerken, waar hun samenzang wordt begeleid door peperdure orgels. Er bestaat wel veel theologisch gekissebis, twist rond een bijbelvertaling en kerkelijke verdeeldheid, maar in materieel opzicht vergaat het ze goed.
De Nederlandse christenen kunnen hiermee niet uit de voeten. Het lijkt alsof de buitenlandse christenen nauwelijks een boodschap hebben aan hun Nederlandse broeders en zusters. Op geen enkele manier handelen zij in de geest van de eerste christengemeenten die alles met elkaar deelden. Er verschijnt van hun kant af en toe een transport met tweedehands kleding of een vrachtwagen met boter. En soms een zending stichtelijke lectuur. Maar deze gaven staan in geen enkele verhouding tot de rijkdom waaruit zij zelf putten.
Ja, ze vinden het in het buitenland wél erg mooi, dat er te midden van zo veel ellende toch een christelijke gemeente blijft bestaan. Dat is immers bemoedigend. Daar behoren die Hollanders dankbaar voor te zijn. Bovendien mogen zij zich in geen ding bezorgd tonen. Dat past niet.
Andersom
Hebben die buitenlandse christenen nooit Calvijn gelezen? Als mensen emigreren, sturen zij alvast hun bezittingen vooruit naar hun definitieve verblijf, zo geeft Calvijn aan. Ze moeten hun spullen dan een tijdje missen, maar ze weten dat hoe meer bezittingen op die definitieve plaats aankomen, hoe beter het is. Op díé plek zullen ze immers het langst van hun goederen gebruikmaken. Als christenen geloven dat de hemel hun eeuwig vaderland zal zijn, moeten zij dus ook zo veel mogelijk rijkdommen daarheen sturen, in plaats van ze te koesteren in het korte aardse leven.
Hoe kan dat? Door uit te delen aan arme broeders en zusters. Wat aan de armen wordt geschonken, rekent de Heere immers als aan Hem gegeven. Wie aan de arme geeft, leent aan de Heere (Spreuken 19: 17). God bewaart wat de armen wordt geschonken en zal het eens met rente teruggeven.
Huisgenoten van het geloof willen daarom toch niets liever dan met elkaar delen? Het is onaanvaardbaar dat de één in armoede leeft en de ander in luxe. Kan men zo veel uitgeven aan kerkorgels, auto’s en vakanties en tegelijkertijd behoeftige broeders en zusters afdoen met een schijntje?
De Nederlandse christenen kunnen de opstelling van hun buitenlandse medechristenen echt niet begrijpen. Zíj zouden andersom werkelijk heel anders handelen!
Mr. D. J. H. van Dijk, beleidsmedewerker bij de SGP-fractie in de Tweede Kamer