Kerk & religie

„Het is bij ons wat verwaterd”

„Een Bijbel? Nee, liever niet.” Een vrouw van circa 60 jaar heeft er geen belangstelling voor. „Maar u hebt toch een levenskompas nodig?” „Ja, dat zegt u. Ik ben niet ongelukkig of eenzaam. Ik voel me heerlijk. Door ervaring wijs geworden, denk ik dan maar.” De bootevangelisatie in Genemuiden is zaterdag van start gegaan.

K. van der Zwaag
15 July 2002 09:56Gewijzigd op 13 November 2020 23:41
GENEMUIDEN - Voor de bootevangelisatiecommissie in Genemuiden is de zomer een drukke tijd. Op de foto overhandigen Klaas Booij (l.) en Tieme van Dijk (r.) aan een bootgast een envelop met christelijke lectuur van de kerken in Genemuiden. - Foto Dick(Vos
GENEMUIDEN - Voor de bootevangelisatiecommissie in Genemuiden is de zomer een drukke tijd. Op de foto overhandigen Klaas Booij (l.) en Tieme van Dijk (r.) aan een bootgast een envelop met christelijke lectuur van de kerken in Genemuiden. - Foto Dick(Vos

Voor de bootevangelisatiecommissie in Genemuiden is een drukke tijd aangebroken. Elke week lopen zes mensen -twee aan twee- op zaterdagavond de verschillende havens langs om namens de kerken de bootgasten uit te nodigen voor de zondagse kerkdienst. En, uiteraard, om een gesprek over het Evangelie aan te knopen. Elke boot krijgt een envelop met daarin een overzicht van de kerkdiensten, een Evangelie van Johannes, de Elisabethbode en de Recreatiekrant (uitgave van de kerken in Noordwest-Overijssel). Voor de kinderen zijn er kleurplaten, en voor Duitsers is er materiaal in hun eigen taal beschikbaar.

De wekelijkse actie staat onder verantwoordelijkheid van de hervormde gemeente en wordt uitgevoerd in samenwerking met de gereformeerde en de christelijke gereformeerde kerk. In de piek van de zomer worden per haven -Genemuiden telt er vijf- tussen de vijftien en de twintig boten bezocht. De ploegen verzamelen zich vooraf in het Hervormd Centrum om eerst een gedeelte uit de Bijbel te lezen en met elkaar te bidden.

Sjaak van Ommen leest uit Matthéüs 5, de roeping van de discipelen. De discipelen zijn het zout der aarde, het licht der wereld. „We zijn het, zegt de Bijbel”, legt Sjaak uit, „we kunnen er dus niet onderuit. Al zijn we soms niet meer dan een schijnseltje, een korreltje zout, we kunnen daarmee God toch verheerlijken.”

Samen met voorzitter Klaas Booij en Tieme van Dijk gaan we naar ’t Haventje. In deze haven, 2 kilometer buiten Genemuiden, liggen doorgaans mensen die bewust niet naar de kerk gaan, zegt Booij. De mensen die van plan zijn naar de kerk te gaan, onder wie een aantal „vaste klanten”, liggen meestal in de haven in het centrum van Genemuiden.

De Elizabethbode roept maar bij twee mensen herinneringen aan vroeger op: hun schoonmoeders lazen het evangelisatieblad. Een vrouw heeft eigenlijk geen behoefte aan een Bijbel, want ze is het lezen daarvan „niet zo gewend.” Thuis heeft ze er wel een. Booij: „Maar de Bijbel is een levenskompas en u hebt toch een kompas nodig aan boord?” „Schrijft u dan een bekeuring uit?” roept iemand lachend vanuit het ruim.

Een ander belooft de Bijbel te lezen, „want ik heb nu genoeg tijd.” Het is voor de eerste keer dat hij een Bijbel (uitgave Levensbron) in handen krijgt. Op een ander jacht reageert een meisje van tien enthousiast als ze een Evangelie van Johannes krijgt. „Hartstikke leuk”, en trots: „Ik ken de Bijbel. Ik heb hem al acht keer gehoord!”

Vader, verbaasd: „Jij?”

„Ja, van de meester.”

Als Booij hen een goede zondag toewenst, juicht het kind: „Ja, leuk, hoi!” De uitdrukking ”goede” zondag ontgaat haar kennelijk.

U komt zeker voor het brommen, lacht een andere bootgast die iets gehoord heeft van het fenomeen bromfietsraces in Genemuiden. Maar als hij hoort dat hij een Bijbel kan krijgen, verdwijnt zijn vriendelijkheid: „Nee, beslist niet.” Als zijn vrouw aarzelt en de envelop toch wel wenst te ontvangen, zegt hij: „Stil nu even vrouw, laat mij nu even.”

Hij richt een priemende vinger naar Booij en Van Dijk: „Weet u dat het geloof alleen maar oorlogen heeft veroorzaakt? U behoeft mij niets te vertellen. Er zijn zelfs kinderen om vermoord. En moet je eens lezen wat die imams er allemaal van maken.”

U gelooft nergens in? Man: „Ik geloof in de natuur, in de bomen, die kan ik tenminste aanraken en zien. Daar geniet ik elke dag van.”

Booij: „Maar als u wakker wordt, dan komt dat niet door de natuur, maar door God.” De man lacht schamper om deze opmerking: „Hoezo, de mensen die niet in God geloven, worden toch ook wakker? Nee, ik heb er totaal geen vertrouwen in. U kunt praten zolang u wilt, maar er verandert niets in mijn opinie.” Het einde van het liedje is dat de envelop, die al in handen was van zijn vrouw, weer terugkomt bij Booij en Van Dijk.

Op de boeg van het grootste jacht van de haven kijkt een man geruime tijd in zijn eentje de weilanden in. Hij is zichtbaar trots op zijn ronkend onderkomen. Als we hem de envelop willen aanbieden, weigert hij bits en daalt zonder iets te zeggen af in het ruim. „Wij willen het wél aannemen”, zegt een vijftiger uit IJmuiden, die het gebeuren aanziet en wiens vaartuig in het niet valt bij dat van zijn buurman.

Met zijn vrouw ontspint zich een geanimeerd gesprek. Hij werkt bij de Hoogovens, zij is „streng kerkelijk” opgevoed in Katwijk. „We mochten zelfs niet met de fiets naar de kerk.”

„Ik moest meedraaien in zondagploegen, want je hebt geen keuze.” Leverde dat geen gewetensproblemen op? „Ik heb christelijke directeuren meegemaakt, maar als het om geld ging, keken ze er niet naar.”

De vrouw heeft wel belangstelling voor de kerkdiensten. „Maar ja, daar kun je toch niet in een broek verschijnen?” En een hoedje heeft ze ook al niet. Ze kent de gewoonten in Genemuiden. „God kijkt niet naar wat ik aan heb, maar je voelt je wel bekeken door de mensen.”

Ze hebben twee kinderen, die ook al langzaam losgeweekt zijn van de kerk. „Zaterdagsavonds gingen ze stappen en je zat dan zondags met zenuwen in de kerk of ze wel kwamen”, zegt de vrouw. „Toen de eerste niet meer ging, zei de tweede: Hij gaat niet, dan ga ik het ook niet.”

„Maar u kunt toch voor hen bidden?”

„Nu, dat doen we zeker”, zegt de man, „maar je kunt ze toch niet vasthouden. Als ze het niet doen, kun je net zo lang bidden wat je wilt.”

„Ze hebben wel allebei een meisje van christelijken huize”, zegt de vrouw. „De één heeft zelfs een dochter van een diaken. Dan denk je: Dat zit wel goed. Maar vergeet het maar.”

Een Bijbel hoeven ze niet, maar niet uit vijandschap. „Als het goed is, moet hier zeker een Bijbel liggen”, zegt de vrouw. En voegt eraan toe: „Het is bij ons wat verwaterd.” Haar man knikt, en peinst: „Ja, het glijdt vanzelf wat af.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer