Hoogbegaafdheid is vooral een zorg
Hoogbegaafdheid is niet iets om trots op te zijn. Het betekent vooral een zorg. De praktijk leert dat een hoogbegaafd kind vooral een kind van tranen is, stelt drs. Anton Bongiovanni .
Wie wil er nou níét begaafd zijn. Begaafdheid is iets begeerlijks. En dan zijn er ook nog mensen die willen dat hun kind niet alleen begaafd is, maar zelfs hóógbegaafd. Daarmee hebben we dan de grenzen van alle fatsoen overschreden: hoogbegaafdheid is je reinste arrogantie. Maar, doet deze visie recht aan de werkelijkheid?Diverse scribenten hebben recent lucht gegeven aan een negatief gevoel over de belangstelling voor met name hoogbegaafde jongeren. En dat is verklaarbaar: wie de materie van het begeleiden van hoogbegaafden niet van binnenuit kent, laat zich leiden door het eerste gevoel dat de term oproept.
In de onderwijs- en begeleidingswereld komt het echter hard aan wanneer de aandacht voor hoogbegaafdheid wordt afgeserveerd als zinloos en zelfs schadelijk. De reacties van deskundigen én van ouders die te kampen hebben met deze problematiek op eerder gepubliceerde artikelen spreken boekdelen. Is dit, vanuit christelijk perspectief, het enige dat wij te zeggen hebben tegen ouders die zich geen raad weten met hun kind?
Het is helder dat de ouder die een kind opvoedt met een superioriteitsgevoel („want ik ben hoogbegaafd”) geen complimenten verdient maar juist hard toe is aan opvoedingsondersteuning. Mogelijk bestaan zulke ouders, maar het valt te betwijfelen of zij de problematiek van een hoogbegaafd kind werkelijk kennen.
Ouders die weten wat het is om een hoogbegaafd kind te hebben, kennen de inhoud van dat begrip een andere betekenis toe. Hoogbegaafdheid is een zorg! De praktijk leert dat een hoogbegaafd kind vooral een kind van tranen is. Niet voor niets wordt veelal door hulpverleners geconstateerd dat hoogbegaafdheid de oorzaak is van opvoedingsproblemen. Vanuit de zorgen die ouders hebben, leggen ze een vraag neer bij de school of bij de hulpverlening. Het kind sluit zich af, is ongezeglijk of geeft problemen. Deze ouders wensen niet dat hun kind hoogbegaafd is, ze hopen het ook niet.
Psychotisch
De term hoogbegaafdheid is wetenschappelijk gedefinieerd. Hij geeft aan dat een persoon bij een psychologisch onderzoek een intelligentiequotiënt van ten minste 130 behaalt. Méér niet. Het kenmerk ”hoogbegaafdheid” zegt daarmee erg weinig over het karakter van de persoon.
Als iemand voor bepaalde bloedspiegels abnormaal hoge waarden heeft, dan zullen artsen proberen de oorzaak te vinden, om de waarden te normaliseren. Die hoge waarden zeggen niets over het karakter van de persoon. Zo zegt hoogbegaafdheid alleen dat de persoon een afwijkende intelligentie heeft. Door de gevolgen daarvan komt een aanzienlijk deel van de hoogbegaafden helemaal niet ’hoog’ terecht.
Natuurlijk komt het voor dat iemand met een afwijkend hoge intelligentie zich normaal ontwikkelt. Uit onderzoek blijkt dat een derde uiteindelijk zonder hulp goed terechtkomt. Maar een even groot deel wordt uiteindelijk psychotisch of zelfs suïcidaal. Dit onderzoek is gedaan onder volwassenen. Mensen die nooit verwend zijn met een plusklas of over het paard getild zijn met het predicaat ”hoogbegaafd”.
Negatief zelfbeeld
Er is onderzocht hoe hoogbegaafden in de bovenbouw van het middelbaar onderwijs terechtkwamen. Daarvoor is gekeken naar de hogere onderwijsvormen (havo en vwo). En inderdaad vinden we daar ’succesvolle begaafden’. Als we echter met de uitkomsten van zulke onderzoeken aan de haal gaan, vergeten we de 70 à 80 procent begaafden die zo ver nooit komen… Via een afschuwelijke selectie haken velen al vroeg af. Ze komen door gedragsproblemen, psychische problemen of door onderpresteren aan deze onderwijsvormen niet eens toe.
Door Betts & Neihart, twee Amerikaanse wetenschappers, zijn al in 1988 profielen van zes verschillende typen (hoog)begaafde leerlingen beschreven. Van deze typen ontwikkelt slechts één zich naar wens. Leerlingen van de andere vijf profielen vertonen min of meer zorgelijk gedrag en hebben dringend passende zorg nodig.
Hoogbegaafde jongeren hebben vrijwel zonder uitzondering een negatief zelfbeeld. Door grotere intellectuele vermogens bezien zij eigen functioneren erg kritisch en vooral zien ze de eigen tekortkomingen. Zij hebben, net als iedereen, behoefte aan sociale contacten met anderen. Echter: ze zijn zó anders dan leeftijdgenoten, dat ze veelal moeilijk aansluiting vinden.
Sociaal zijn hoogbegaafden meestal niet erg sterk: bespiegelend van aard en wat teruggetrokken. Jonge hoogbegaafde kinderen trekken daarom sterk aan op volwassenen. Bij hen voelen zij zich veilig.
Ten derde hebben deze jongeren de neiging zich eenzijdig te ontwikkelen. Ze leggen zich vol overgave toe op iets waar ze goed in zijn en zich veilig bij voelen. Dit versterkt hun positie van einzelgänger.
Zelfvertrouwen
Is het verstandig om, zoals wordt gesuggereerd, geen aanpassingen te maken voor hoogbegaafden en geen aandacht aan deze groep te schenken? Als dat soelaas bood, zou dat betekenen dat circa tien jaar geleden het probleem niet bestond. Toen wérd de term hoogbegaafd in het onderwijsveld nog niet gehanteerd. Ook was er geen specifieke aandacht voor begaafden. Maar waar zijn al die hoogbegaafden gebleven? Hoevelen zijn maar matig of zelfs slecht terechtgekomen?
De taak waar het reformatorisch onderwijs voor staat is: elke jongere of elk kind de kansen bieden zich evenwichtig te ontwikkelen. Voor de een is daar iets anders voor nodig dan voor de ander. Voor de hoogbegaafde is dit vooral: het bijbrengen van een gezond stuk zelfvertrouwen, het geven van inzicht in de eigen mogelijkheden en vooral het stimuleren om uitdagingen aan te gaan, vol te houden, te durven.
Het onderwijs aan hoogbegaafden moet geen exclusief karakter hebben. Ook een hoogbegaafde moet leren plichten te vervullen. De ervaring leert dat wanneer de juiste aandacht geboden wordt, deze groep dit ook met vreugde gaat doen. Hoogbegaafdheid vraagt niet om exclusief of spectaculair onderwijs, maar om specifieke aandacht.
In het verleden is vaak ingestoken bij de intellectuele uitdaging, maar een hoogbegaafde leerling vraagt iets anders: emotionele ondersteuning en begeleiding. En het is onze christenplicht elke leerling, ongeacht zijn of haar begaafdheid en mogelijkheden, dit te bieden.
De auteur is directeur in het reformatorisch basisonderwijs en adviseur voor onderwijs aan meer- en hoogbegaafden.