Van Lou de Palingboer tot Van der Groe
VLEUTEN - Een ambitieus kerkhistorisch project haalt de eindstreep. Na enkele financiële hobbels wordt komende maandag in Kampen het zesde en laatste deel van het Biografisch Lexicon voor de Geschiedenis van het Nederlands Protestantisme gepresenteerd. „Een naslagwerk dat wetenschappelijk én breed is”, aldus redactiesecretaris dr. J. W. Buisman.
Het idee van een lexicon kwam in de jaren zestig op bij het Kerkhistorisch Gezelschap in Nederland. Het lexicon zou het ”Biografisch Woordenboek van Protestantse Godgeleerden” van J. P. de Bie en J. Loosjes moeten vervangen. Dit project strandde bij het overlijden van De Bie in 1959 en was toen niet verder gekomen dan de letter L.Het besef dat biografisch onderzoek van theologen van groot belang was, deed het Kerkhistorisch Gezelschap in 1967 besluiten tot een uitgave van een lexicon. Het zou uit vijf delen moeten bestaan en rond de 3000 personen (lemmata) moeten bespreken. Het gezelschap benoemde een redactiecommissie, bestaande uit prof. dr. D. Nauta (voorzitter), dr. A. de Groot (secretaris) en de hoogleraren dr. O. J. de Jong, dr. S. van der Linde en dr. G. H. M. Posthumus Meyjes.
Om het risico van evenals De Bie en Loosjes te stranden uit te sluiten, werd elk deel alfabetisch opgezet van A tot Z. Het project had financieel de wind mee doordat de Rijksuniversiteit van Utrecht in 1966 besloten had een wetenschappelijk hoofdmedewerker te belasten met de studie van de biografie van protestantse theologen. Dr. A. de Groot, verbonden aan deze universiteit, werd fulltime redactiesecretaris van het lexicon.
Eerste deel
Het eerste deel verscheen in 1978. De oorspronkelijke opzet om elke drie jaar een deel te laten verschijnen, bleek al gauw onhaalbaar. Deel 2 verscheen in 1983, deel 3 in 1988, deel 4 in 1998. Inmiddels maakte het gewijzigde universitaire onderzoeksklimaat het moeilijk om op dezelfde voet door te gaan. Dankzij het optreden van de toenmalige voorzitter prof. dr. J. van den Berg en dr. De Groot, kon een vroegtijdig einde van het project voorkomen worden en verscheen in 2001 toch deel 5.
Ondertussen was het draagvlak verbreed. Naast de theologische faculteit in Utrecht zegden ook het Hervormd Theologisch Wetenschappelijk Instituut en de Theologische Universiteit Kampen (Oudestraat) financiële steun toe. Kampen wilde het redactiesecretariaat huisvesten (dat voor één à twee dagen door de huidige redactiesecretaris dr. J. W. Buisman werd vervuld, voorheen door respectievelijk dr. De Groot en dr. J. van Sluis), en ook de Theologische Universiteit van Apeldoorn (TUA) beloofde een financiële bijdrage voor de -op vijf jaar begrote- afronding van het project.
Giften van diverse instellingen zorgden ervoor dat het krappe budget voldoende was om de eindstreep te halen. Drs. G. Brinkman heeft als adjunct-redactiesecretaris de laatste jaren een groot aandeel gehad in het doorlezen van de lemmata en in het samenstellen van het zeer uitvoerige eindregister.
Vooral dat laatste is van eminent belang, zegt dr. Buisman. „Het vergemakkelijkt de toegang tot het werk. Wil je bijvoorbeeld weten hoe het zit met de receptiegeschiedenis van Miskotte in Nederland, dan verwijst het register naar alle plaatsen waarin Miskotte voorkomt. Dus niet alleen naar diens eigen lemma, maar ook naar de plaatsen waarin over deze theoloog wordt gesproken in de artikelen over andere beschreven personen.”
Selectie
Het lexicon is van meet af aan breed opgezet, van orthodox tot vrijzinnig. Buisman: „We hadden als redactie een reeks wensen. Criterium was dat de personen van invloed moeten zijn geweest. Vervolgens ga je auteurs zoeken of kunnen auteurs zich melden. Het vinden van auteurs is een van de meest tijdrovende bezigheden geweest. Elk artikel werd vervolgens door de redactie bekeken.”
De breedheid uit zich in deel VI, waarin niet alleen theologen maar ook heel wat kerkbestuurders, kerkmusici en dichters een plaats hebben gekregen. „Het gaat erom dat de personen iets met het protestantisme te maken hebben. Het protestantisme is breder dan de theologie, net zoals het begrip kerkgeschiedenis ruimer is dan theologiegeschiedenis.”
Het criterium resulteerde erin dat niet alleen bekende figuren als Van der Groe en Miskotte een plaats kregen, maar ook een sektariër als Lou de Palingboer („hij draagt vanuit zijn verleden iets mee van het bevindelijk milieu”), dichteres Ida Gerhardt en kerkmusicus Willem Mudde.
De grens van het opnemen in het lexicon ligt in 2000. „Is iemand daarna overleden, dan wordt hij of zij niet opgenomen. Prof. J. Verkuyl, hoe invloedrijk ook, valt door zijn overlijden in 2001 buiten het boek. Wel wordt ds. W. van der Zee, secretaris van de Raad van Kerken, vermeld.”
Kampen beheert ook een schat aan krantenknipsels en documentatiemateriaal over alle mogelijke predikanten. Die gegevens leveren vaak een eerste basis voor het schrijven van een lemma. Zo heeft bijvoorbeeld ds. L. Kievit een plaats gekregen, zoon van ds. H. Kievit. Ds. L. Kievit heeft tweemaal in Putten gestaan en in zijn pastoraat veel aandacht gegeven aan de verwerking van de deportatie van mannen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
„Een deel van de redactieleden is op leeftijd, zodat zij de personen in de lemmata zelf hebben gekend. De mondelinge traditie heeft daarom ook een bescheiden plaats gekregen.”
Digitaal verder
Is het project nu echt voltooid of zijn er altijd wel weer aanvullingen denkbaar? Dr. Buisman is er zelf een voorstander van om digitaal verder te gaan. „Het voordeel van deze werkwijze is dat je voortdurend nieuwe gegevens kunt toevoegen en foto’s of zelfs geluidsfragmenten erbij kunt plaatsen. Na veertig jaar lexicon is er meer recente literatuur verschenen over personen. Je kunt de artikelen dan verder actualiseren.”
Maar zijn idee wordt vooralsnog niet overgenomen. De oplage van het project schommelt tussen de 1000 en 1500 stuks. Dat aantal is altijd zo’n beetje constant gebleven. Welke afnemers zijn dat? Buisman: „Dat is heel divers. Het zijn mensen die geïnteresseerd zijn in kerkgeschiedenis of die theologische belangstelling hebben. Ook dit nieuwe deel zal zeker zijn weg vinden naar bibliotheken en archieven.
Het lexicon is een wetenschappelijk naslagwerk dat tegelijk breed en toegankelijk is. En we zijn vooral heel blij dat het na veertig jaar eindelijk voltooid is.”