Onrust
De onboetvaardige zondaar mag na het gehoorde wel onrustig worden. Hij behoort zijn ellende te bedenken en in te zien dat hij geen recht op en geen deel aan deze wereld van liefde heeft. Bedenk nu eens dat u daarvan niets bezit. Als u over deze dingen hoort spreken, hoort u iets waaraan u geen deel heeft. Tot u kan gezegd worden wat Petrus tot Simon de tovenaar zei: „U heeft deel noch lot in deze zaak, want uw hart is niet recht voor God.”
Als iemand zoals u nu bent, in de hemel zou worden toegelaten, hoe zou het alles in verwarring brengen. De hemel zou geen hemel meer zijn als zulke goddelozen daar worden toegelaten. Ze zou van een wereld van liefde in een wereld van haat en trots veranderd worden. Dit zou echter nooit kunnen. Daarom is er geen andere weg dan dat deze buiten zullen blijven. Al wat vuil en onrein is, zal daar nooit binnengaan.De goddeloze en onboetvaardige zondaar mag dan ook met ernst overwegen in welk gevaar hij zich bevindt, want de hel is een wereld vol haat. Ze is de plaats waar God Zijn toorn en ongenoegen openbaart, zoals Hij in de hemel Zijn liefde openbaart. In die donkere wereld zijn alleen degenen die door God met een volmaakte en eeuwige haat gehaat worden.
Jonathan Edwards, predikant te New England (”Leerredenen”, 1791)