Terugtrekking uit Irak nog niet aan de orde
NEW YORK - Het is voorlopig niet duidelijk wanneer Washington kan beginnen Amerikaanse troepen uit Irak terug te trekken. President Bush zette vrijdag vraagtekens bij de optimistische prognose hierover van de nieuwe Iraakse premier al-Maliki.
„Ik denk dat wij een realistisch beeld krijgen als de nieuwe regering in Bagdad begint te functioneren”, aldus Bush vrijdag in zijn buitenverblijf Camp David, waar hij de Deense premier Rasmussen ontving. Dit is slecht nieuws voor Bush’ Republikeinse partijgenoten, die in dit verkiezingsjaar in hun kiesdistricten in toenemende mate worden geconfronteerd met de vraag wanneer Amerikaanse troepen Irak „eindelijk” kunnen verlaten.De datum voor de terugtrekking hangt vooral af van het vermogen van het nieuwe Iraakse leger om taken over te nemen van het coalitieleger.
De oorlog in Irak en de chaos die de invasie daar heeft gecreëerd stuit in de VS op steeds meer kritiek. Volgens de laatste opiniepeiling van het persbureau Associated Press eerder deze week meent 59 procent van de Amerikanen dat president Bush een „foute beslissing” nam door Irak binnen te vallen. Dat is een stijging van 5 procent in vergelijking met eenzelfde peiling vorige maand. De oorlog oogst zo veel kritiek, dat een meerderheid van de kiezers (52 procent) nu denkt dat het beter is dat de Democraten het in Washington weer voor het zeggen krijgen tegenover 32 procent steun voor de Republikeinen.
„De regering Bush heeft in allerlei formuleringen beloofd of tenminste gesuggereerd dat men nog tijdens dit verkiezingsjaar zou kunnen beginnen om Amerikaanse troepen naar huis terug te sturen. President Bush geeft nu toe dat militaire deskundigen gelijk hadden, toen zij waarschuwden dat zulke scenario’s eerder werden ingegeven door politiek opportunisme dan door realiteitszin. Dit kan erg schadelijk worden, niet voor Bush overigens want die kan toch niet meer herkozen worden. Maar wel voor zijn partijgenoten die met de impopulaire oorlog van de president worden geïdentificeerd”, aldus politiek analist Steve Hanke van het Cato Research Instituut in Washington.