„Richtlijn sedatie moet concreter”
UTRECHT - De richtlijn palliatieve sedatie van artsenorganisatie KNMG behoeft op een aantal punten aanscherping. Dat staat in een brochure die het Nederlands Artsenverbond (NAV) en de Juristenvereniging Pro Vita (JPV) vrijdag hebben aangeboden aan voorzitter mr. H. N. Brouwer van het College van Procureurs-Generaal, de top van het openbaar ministerie.
Continue sedatie waarbij geen kunstmatige toediening van vocht meer plaatsheeft mag volgens de KNMG-richtlijn pas in de „laatste levensfase.”De levensverwachting mag bij het van start gaan van deze behandeling volgens deze richtlijn niet langer dan „één à twee weken” zijn.
Het NAV en de JPV willen expliciet hebben opgenomen dat het opzettelijk verlagen van het bewustzijn zonder vochttoediening pas is toegestaan „in de stervensfase, waarbij de dood binnen enkele dagen wordt verwacht.”
„Net zo min als het begrip ”laatste levensfase” geeft ook het begrip ”stervensfase” de arts geen hard ijkpunt voor de start van palliatieve sedatie”, aldus woordvoerster M. Klaasse van Juristenvereniging Pro Vita vrijdagmorgen. „Wel zijn we van mening dat het begrip stervensfase artsen meer en beter houvast biedt. Als de patiënt zelf geen behoefte meer heeft om vocht tot zich te nemen, is dat over het algemeen een indicatie dat de dood nabij is. Door pas op dat moment het kunstmatig toedienen van vocht te staken, voorkom je dat het overlijden achteraf kan worden toegeschreven aan een gebrek aan vocht.”
NAV en JPV vinden verder dat de KNMG-richtlijn ten onrechte in het midden laat op wiens verzoek met continue sedatie mag worden begonnen. Klaasse: „Onderzoek laat zien dat het verzoek in 92 procent van de gevallen bij de familie afkomstig is. Wij vinden dat er te allen tijde sprake moet zijn van een verzoek dan wel toestemming van de patiënt of diens wettelijke vertegenwoordiger. De sedatie mag niet starten omdat een van de familieleden het lijden niet meer aan wil zien.”
In het vakblad Medisch Contact dat deze week verschijnt, schrijft consulent palliatieve zorg E. H. Verhagen dat artsen en palliatieteams regelmatig botsen over het wel of niet beginnen met sedatie. Een van de oorzaken is volgens hem dat nogal wat huisartsen het advies van dit team pas aanvragen nadat de sedatie al is toegezegd. „Het palliatieteam wordt daardoor voor een voldongen feit geplaatst en kan niet meer echt meedenken, terwijl de KNMG-richtlijn toch duidelijk aangeeft dat er van gezamenlijke besluitvorming sprake moet zijn.”
De KNMG presenteerde de richtlijn in december, nadat artsen en juristen eerder hadden geklaagd dat er tussen palliatieve sedatie in de terminale fase en actieve levensbeëindiging een grijs gebied was ontstaan.