Een verloren generatie
Iedere week keren 400 jongeren tussen de 12 en 18 jaar de kerk de rug toe. En dan hebben we het over protestantse kerken. Dat blijkt uit een zaterdag gepubliceerd onderzoek.
Welke vraagtekens men ook bij de waarde van enquêtes kan zetten, één ding is duidelijk: over de betrokkenheid van jongeren hebben kerken zich zorgen te maken. Een grote groep verlaat op kousenvoeten de christelijke gemeenten.Gemakkelijk kunnen de uitkomsten van het onderzoek worden weggeredeneerd. Criticasters uit afgescheiden kerken kunnen de vinger leggen bij de hoge cijfers van kerkverlating binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Dat binnen die kerk een groot aantal namen wel op de ledenkaart staat, maar dat de dragers ervan nauwelijks of nooit in de kerkbank zitten, is al jaren bekend.
Door vooral naar die denominatie te wijzen, ontkent men de ernst van de situatie in de eigen kerk. Vierhonderd jongeren die iedere maand zonder geruis heengaan, is gelijk aan dertien schoolklassen die voorgoed verzuimen. Over zo veel absentie zouden schoolleiders luid de alarmklok laten horen en passende maatregelen nemen. En bij schoolbezoek gaat het primair nog om de voorbereiding van jongeren op hun gang door de tijd, bij kerkbezoek is meer aan de orde: de voorbereiding op de eeuwigheid. Daarom nijpt de problematiek van absentie in de kerk nog meer dan die van absentie op school.
Over de oplossingen voor dit probleem bestaan allerlei meningen. Kerken moeten zich meer inspannen om jongeren te bereiken, de aandacht voor jeugdwerk is van belang en sommigen pleiten voor meer jeugdgerichte, eigentijdse invulling van diensten.
Zeker is dat kerkelijk jeugdwerk van grote betekenis is. Binnen reformatorische gemeenten is men zich dat de laatste jaren (nog) meer bewust geworden. Van belang is dat dit werk door ouders en ambtsdragers voluit gesteund wordt omdat het een belangrijk middel is om jongelui aan de kerk te binden. Feit is echter dat het kerkelijk jeugdwerk niet alle jongeren weet te bereiken.
Uit het onderzoek blijkt verder dat kerken die speciale jeugddiensten beleggen er niet beter in slagen de jongeren vast te houden dan gemeenten waar dit niet gebeurt. Vaak blijken die de uittocht slechts te vertragen, stelt de Amerikaanse onderzoeker Horton. „Beslissend is dat jongeren geraakt worden door de prediking.”
Belangrijkste factor om jongeren bij de kerk te houden is de rol van ouders. Uit diverse recente onderzoeken blijkt dat wanneer zij hun geloofsovertuiging innerlijk beleven en die ook expliciet aan hun kinderen overdragen, de jongeren veel vaker kerkelijk betrokken blijven dan wanneer ouders slechts uiterlijk meelevend kerklid zijn. Het gaat niet alleen om participatie aan kerkelijke activiteiten maar ook en vooral om het voorleven. Dat is een van de voornaamste conclusies van het zaterdag gepresenteerde onderzoek.
Op dat punt zullen alle ouders toegeven tekort te schieten. Ambtsdragers zullen dat ook zeggen. Maar zeggen en beleven zijn twee verschillende dingen. Daar waar het manco werkelijk wordt ervaren, zullen ouders diepbezorgd zijn over de volgende generatie, die verloren dreigt te gaan, in de diepste zin van het woord.
Nieuwe loten ontwikkelen zich alleen als zij verbonden zijn met de oude verweerde stam van de boom waarin zij zijn geënt. Wanneer het hout dood is, is er geen verwachting voor nieuwe takken. De kerkverlating van jongeren valt niet zelden hun ouders aan te rekenen.
Toch nog één ding. Het onderzoek kwam aan de vooravond van Pinksteren, de uitstorting van de Heilige Geest. Op zonen en dochteren. De toekomst van de kerk is ondanks alle onthutsende onderzoeken niet hopeloos. Ze ligt vast, want God houdt Woord.