„Extremistische imams prediken ook hier in VS”
Steven Emerson is niet verbaasd over de ophef die in Nederland is ontstaan over radicale imams die in moskeeën de heilige oorlog prediken en zelfmoordterreur rechtvaardigen. Dat gebeurt bij ons al jaren”, zegt hij. En sommige van die imams staan in contact met het al-Qaida-netwerk van Osama bin Laden.”
Steven Emerson is auteur van ”American Jihad. The Terrorists living among us”, een boek dat in de Verenigde Staten grif wordt verkocht. Hij toont zich geschokt als hij hoort dat pro-Palestijnse demonstranten op de Dam in Amsterdam een Jood in elkaar hebben geslagen, op dezelfde plek waar jaarlijks de slachtoffers van de nazi-terreur worden herdacht. „Dit is angstwekkend. Als Joden in Amsterdam op straat niet meer veilig zijn, keren we terug naar de vreselijkste tijden. Groepen uit het Midden-Oosten proberen hun conflicten met de Joden hier uit te vechten en dat is gevaarlijk.”
Steven Emerson denkt dat dat deels komt omdat een land als Saudi-Arabië enorme bedragen besteedt aan de bouw van moskeeën in West-Europa. „Dat geeft organisaties uit dat land de macht en de middelen de imams in die moskeeën aan te stellen. Zij exporteren een extremistische vorm van islam: het wahhabisme.”
„In Amerika is meer dan de helft van de moskeeën in handen van radicale elementen. Een gematigd moslimleider hier, sjeik Hisham Kabbani, zegt zelfs dat extremisten 80 procent van de moskeeën controleren. Dan krijg je op een gegeven moment Amerikaanse staatsburgers die betrokken raken bij terreuraanslagen of die in Afghanistan aan de kant van de Taliban hebben gevochten.”
„Het al-Qaida-netwerk heeft een voorkeur voor rekruten met een Amerikaans paspoort. Rene Padilla, de zogenaamde ”Dirty Bomber” is daar een voorbeeld van. Een uit Egypte afkomstige imam in New York beweerde vorig jaar dat de Joden achter de aanslagen van 11 september zaten. Hij bleek van de Moslim Broederschap te zijn. Maar hij had uitstekende contacten met de plaatselijke autoriteiten. Zijn ruime moskee is door Saudi-Arabië betaald.”
Volgens Steven Emerson had de FBI jarenlang geen aandacht voor de opkomst van extremistische stromingen binnen de islamitische gemeenschap van Amerika. „Er waren allerlei wettelijke beperkingen en het gold als politiek niet correct informanten binnen de islamitische gemeenschap te werven. Pas sinds enkele weken mag de FBI extremisten in moskeeën in de gaten gaan houden.”
Emerson meent dat dit een van de belangrijkste redenen is dat de FBI de aanslagen van 11 september niet heeft voorzien. Dit wordt beaamd door Eugene Poteat, oud-topmedewerker van de CIA. „Bij de FBI heerste een heel andere cultuur: daar richtte men zich vooral op de klassieke misdaadbestrijding, bankovervallers, verkrachters, moordenaars, de maffia. Voor islamitische terreurgroepen had men nauwelijks aandacht en dan alleen als er een aanslag was gepleegd.”
„Bovendien werden plaatselijke FBI-medewerkers gehinderd bij hun onderzoek naar de achtergronden van Zacarias Moussaoui toen deze vorig jaar augustus werd gearresteerd. Instructies van boven beletten hen zijn laptop in te zien.” Moussaoui wordt gezien als de mogelijke twintigste kaper die, als hij niet gevangen was genomen, op 11 september had moeten worden ingezet. De Fransen hadden al voor 11 september veel belastend materiaal over Moussaoui aan de Amerikanen doorgegeven maar met die informatie werd niets gedaan.
Poteat beaamt dat ook de CIA ernstig heeft gefaald. „CIA en FBI beschikten beide over een schat aan informatie, maar die werd onvoldoende uitgewisseld. Bovendien verschuilden veel van de islamitische terreurgroepen zich achter een soort etnisch pluralisme: ze konden zich goed verschuilen in de multiculturele gemeenschappen van de grote steden. Na 11 september is er veel verbeterd in die samenwerking tussen FBI en CIA. Nu helpt de CIA de FBI zelfs bij de terreurbestrijding. Die hulp is vooral van technologische aard, want op dat punt heeft de FBI nog een flinke achterstand.”
Eugene Poteat kent het recente boek ”See No Evil” van oud-CIA-man Robert Baer, waarin deze de CIA een bureaucratische mentaliteit verwijt. De mensen in het veld -die onder de afdeling ”operaties” vielen- werden volgens Baer vaak aan hun lot overgelaten. Bovendien verwijt Baer zijn vroegere werkgever te veel op technologische knowhow van satellieten en te weinig op gerekruteerde agenten ter plaatse te vertrouwen.
Poteat erkent dat Baer voor een deel gelijk heeft. „Zijn grieven tegen de bureaucratie kloppen wel een beetje. Onder Clinton was er ooit een CIA-directeur die John Deutch heette. Deze nam een keer z’n laptop mee naar huis om daar materiaal op te slaan over personen waar hij een hekel aan had. Bovendien bekeek hij op die laptop pornografische sites. Deutch werd door de mensen van de afdeling ”operaties” dan ook diep geminacht en die minachting was wederzijds. Bovendien heeft het Congres de CIA in het verleden allerlei beperkingen opgelegd, ze wilden dat we ons als brave koorzangers zouden gedragen. Toch geeft Baer een te somber beeld van de CIA. Zijn boek is voor 11 september geschreven en hij verliet de CIA in 1997. Daarna is er veel verbeterd. Ik denk dat Baer er nu spijt van heeft dat hij in 1997 ontslag heeft genomen.”
Poteat heeft zich als elektronisch ingenieur bij de CIA vooral met technologische spionage beziggehouden. „Mijn verwijt aan iemand als Baer is dat hij te weinig op de hoogte is van wat technologie allemaal vermag. Hij was een typische man uit het veld die vaak op z’n eentje moest opereren. Als je de technische gegevens goed benut, kun je concreet aanslagen verhinderen. Al is het wel zo dat terroristen vaak in codes hun boodschappen overbrengen. En alleen door infiltratie kun je achter die codes komen. Ik ben het dus wel met Baer eens dat de CIA meer mensen moet rekruteren in bijvoorbeeld Duitsland of Kasjmir. En dat gebeurt nu ook. Al-Qaida is al jaren bezig met het rekruteren van terroristen in Europa en Azië. Ze roeren zich nog steeds, ook na 11 september, zoals blijkt uit diverse aanslagen in Pakistan.”