„Op internet gemakkelijk de grens over”
NUNSPEET - „Een nieuwe seksuele revolutie door internet.” Het gaat christelijke jongeren niet voorbij, zeggen jongerenwerkers.
Het beeld is heel tweeledig, stelt staflid T. C. Westerduin van de Hervormd Gereformeerde Jeugdbond (HGJB). „Gelukkig zijn er veel jongeren die nadenken over wat past bij hun christelijke levensstijl. Anderzijds is er ook een groep die nauwelijks meer begrijpt wat er mis is aan porno. Ze worden op internet zo door indrukken overspoeld, dat ze overal aan wennen.”Jongeren vandaag zijn niet anders dan die van vroeger, beklemtoont Westerduin. „Een zekere spanning rond seksualiteit is menselijk. Waar je vroeger in gedachten mee bezig was, dat kan nu echter veel visueler. Je hebt daar geen papier meer voor nodig, waarvan iemand bang was dat zijn ouders het zouden vinden. Het kan nu op een scherm: een klik op een kruisje en het is weg.”
Seksueel experimenteren op internet is ook vrijblijvender. „Je kunt alles doen, want als het te ver gaat, kap je het af. In een normale relatie ben je veel voorzichtiger, want dan gaat het om een mens die je op school of in de kerk weer tegenkomt. Op internet ga je veel gemakkelijker grenzen over. Wat wel en niet kan, wordt erg diffuus.”
Filtering, de computer in de huiskamer, surfgedrag controleren, het is volgens Westerduin allemaal aan te bevelen, „maar van belang is vooral een relatie van liefde, openheid en vertrouwen: als je als ouders in het dagelijks leven van je kinderen niet relevant bent, is het moeilijk om op dit terrein opeens wel relevant te worden.”
A. Visser-Meijboom, vertrouwenspersoon voor het vmbo op het Driestar College in Gouda, krijgt nauwelijks signalen dat leerlingen op internet experimenteren met seksueel gedrag of lastiggevallen worden. „Maar dat veel leerlingen met het onderwerp bezig zijn, is wel duidelijk. Het surfgedrag van onze leerlingen verschilt ook nauwelijks van dat van andere jongeren.
De signalen die wij als vertrouwenspersonen krijgen, komen meer van meisjes die niet weten hoe ze hun grenzen moeten aangeven of die voorstellen hebben gekregen die te ver gaan. Ik denk dat de meeste leerlingen zorgvuldig, naar Bijbelse normen, met seksualiteit omgaan. Maar er is ook een groep die er makkelijker over denkt. Je hoort wel eens van tweede- en derdeklassers dat ze al met iemand naar bed zijn geweest.”
Visser noemt het „lastig” concrete gegevens aan te reiken. „We hebben het seksuele gedrag, zowel op internet als daarbuiten, nooit onderzocht. Het is wel onderdeel van het GGD-onderzoek dat alle tweedeklassers krijgen voorgelegd, maar die informatie ontvangen wij meestal niet.”
Met name bij godsdienst en biologie besteden de Driestardocenten aandacht aan de Bijbelse leefregels rond seksualiteit. De school is ook bezig een themadag over het onderwerp te organiseren, met als motto ”Respect voor jezelf en respect voor de ander.”
Dat is ook de titel van het project dat het Van Lodensteincollege dit jaar voor de derde maal in alle derde klassen houdt. „We hebben het ingekort tot vier lessen, want de leerlingen zeiden: Dat weten we allemaal al. Of ze het werkelijk wisten? Jongeren zullen op dit terrein hun onwetendheid niet gauw toegeven”, zegt leerlingbegeleidster drs. D. Palland.
Ze weet van een nog heel jonge leerlinge die voor een webcam seksuele handelingen moest verrichten. Een oudere leerlinge ging tijdens een anonieme enquête in de verdediging: „U zult het wel smerig vinden, maar waarom zou je dingen die je in het echt doet, ook niet via internet mogen doen.” Palland: „Dat deed vermoeden dat er iets loos was, anders had ze dat niet zo opgeschreven.”
Tijdens het project komen onderwerpen als ongewenste intimiteiten, emotionele verschillen tussen jongens en meisjes, goede en verkeerde liefde, homofilie en loverboys aan de orde. „Werkt het, werkt het niet, je vraagt je dat bij zo’n project wel eens af. Maar we doen toch maar wat we kunnen.”
Elk jaar is er voorafgaand aan het project een voorlichtingsavond voor de ouders. „Zij moeten meer weten wat er allemaal gaande is. En, wat heel belangrijk is: Waar staat die computer? In de huiskamer, hoop ik dan maar.”