Smid maakt meer dan krulletjes
DORDRECHT - De smid als museumstuk? Daar moet je bij Arie Haksteen uit Dordrecht niet mee aankomen. Vrijdag en zaterdag is hij present op de smedendagen in Nieuwkoop, waar ambachtslieden uit diverse Europese landen hun kunsten tonen. „Wij doen meer dan krulletjes en puntjes smeden.”
Geroutineerd steekt Arie Haksteen (59) een ijzeren staaf in het vuur, zeker 1000 graden heet. Een regen van vonken spat richting schoorsteen. Luttele minuten later vist de smid het ijzer uit de vlammen om het op het aambeeld te deponeren. Met een paar fikse hamerklappen bewerkt hij de gloeiende punt van de staaf. Bewerking met een mechanische hamer maakt het karwei af. In een stief kwartier heeft de vakman een sierlijke punt gesmeed.Wie achter de smederijpoort aan de Sluisweg hartje Dordt stapt, waant zich in tijden van vader Klinkhamer uit de Kameleonboeken. De werkplaats hangt tot de nok vol met smeedijzeren constructies, talloze hamers en smeedtangen.
„Sommige mensen kunnen hun ogen niet geloven als ze hier binnenkomen”, zegt Haksteen terwijl hij bij een bureautje de vlam in zijn shag steekt. „Gelooft u niet dat dit echt is?” vraag ik hun dan. „Steek dan je vinger maar eens in het vuur. Dan kom je er gauw genoeg achter.”
Het zit Haksteen niet lekker dat menigeen het ambacht van smid als vergane glorie ziet. „Sommigen komen hier binnenstappen met een houding van: Hiep, hiep, hoera, we hebben de laatste smederij gevonden. Ik wil dat ten zeerste bestrijden. Natuurlijk, vroeger had ieder dorp z’n smid. Dat is niet meer het geval. Toch werken er in Nederland nog altijd tientallen smeden, van wie er ongeveer zestig zijn aangesloten bij het Nederlands Gilde van Kunstsmeden. Die ondernemers hebben zijn geen oubollige spulletjes waar alleen puntjes en krulletjes worden gesmeed.”
Eerlijk is eerlijk, voegt de vakman eraan toe, vrijwel niemand kan alleen van het ambachtelijke werk leven. De meeste bedrijven leggen zich ook toe op lassen, frezen en draaien. Zo ook Haksteen, die de smederij samen met zijn vrouw en twee zoons runt.
Een groot deel van het smeedwerk zit in de restauratie van monumentale hekwerken en andere ornamenten. Haksteen loopt naar een smeedijzeren hek. „Dit is van een oude Vlaardingse boerderij waarin een golfclub is gevestigd. Men wil het monumentale ding op authentieke wijze gerestaureerd hebben. Je kunt de zaak natuurlijk aan elkaar lassen en er een dikke laag verf overheen smeren, maar dat is niet de bedoeling. We gaan het hek met oude technieken herstellen. Zo worden bijvoorbeeld stangen met zwaluwstaartverbindingen aan elkaar geklonken.”
Ook aan de Grote Kerk van Dordrecht heeft Haksteen heel wat smeedwerk gehad. „Monumentenzorg wilde dat voorwerpen op authentieke wijze werden gerestaureerd of vervangen. Wij hebben alle muurankers, leuningen, hekjes naar de toiletruimtes en twee torenkruisen gesmeed.”
Particulieren die de weg naar de Dordtse smid weten te vinden, zijn de ware fijnproevers. „Ik heb bijvoorbeeld voor mensen een smeedijzeren paaskandelaar gemaakt. Die kost gauw 700 euro. Je kunt natuurlijk ook naar Blokker stappen en zo’n kandelaar kopen. Maar deze klanten wilden iets speciaals.”
Haksteen houdt van zijn vak. „Je creëert telkens iets wat redelijk uniek is. Je moet het product met je handen maken. Maar het denkwerk vooraf is ook belangrijk. Is de constructie die een klant in gedachten heeft, wel uit te voeren? Het smeedwerk begint in je hoofd.” Pronkstuk van Haksteen is een smeedijzeren Amerikaanse kakkerlak die in de smederij staat tentoongesteld. „Dat ding neem ik mee op exposities.”
Het vak van smid maakt een voorzichtige opleving door, schat Haksteen in. Van tijd tot tijd brengt hij jongelui de kneepjes van het vak bij. Oude tradities, zoals het graveren van een logo in eigen producten, worden in ere hersteld.
Zelf moet de smid daar wel aan wennen. „Mij werd gevraagd om in het door mij gesmede torenkruis voor de Grote Kerk in Dordrecht mijn naam te graveren. Net zoals de vroegere makers dat hadden gedaan. Van mij hoefde dat niet zo, maar omdat anderen er op aandrongen, heb ik mijn naam toch maar in het torenkruis gehakt. ”Fecit Arie Haksteen”, gemaakt door Arie Haksteen. Toen het werd gepresenteerd, wees iemand op het kruis en vroeg me: „Hoe heet je eigenlijk?” Ik zei: „Dat zie je toch? Arie Haksteen.” Wat bleek? Ik had de k in mijn achternaam vergeten. Dan sta je wel even voor gek. Die k heb ik er nog vlug tussen gezet.”