Dirigistisch
Het jongste nummer van Christen Democratische Verkenningen (lente 2006) is in zijn geheel gewijd aan de woningmarktproblematiek. Volgens Piet Eichholtz, hoogleraar real estate in Maastricht, heeft Nederland de meest restrictieve woningmarkt van alle geïndustrialiseerde landen.
Het bestaande beleid is volledig gericht op het bevorderen van de vraag en het beperken van het aanbod. De hypotheekrenteaftrek en de huursubsidie stimuleren de vraag en zouden op een vrije woningmarkt leiden tot een groter aanbod van woningen. Dat gebeurt echter niet vanwege de lange procedures en de strenge bouwrestricties.De partijen die het in de woningbouw voor het zeggen hebben (gemeenten, ontwikkelaars en woningcorporaties) hebben er belang bij dat het aanbod beperkt blijft. Met als gevolg dat de gestimuleerde vraag alleen maar leidt tot prijsverhogingen.
Zijn conclusie is dan ook dat goed woningmarktbeleid precies het omgekeerde inhoudt van wat we nu doen. Er zou gezorgd moeten worden voor een vrije keus tussen koop en huur, zonder gerichte vraagstimulering. Dat betekent wel een verhoging van de woninghuren, omdat de thans betaalde huur voor grote delen van de woningmarkt structureel achterblijft bij de markthuur.
Alles bij elkaar tamelijk revolutionaire ideeën, zeker ook voor het CDA, dat veelal huiverig is voor ingrepen in het volkshuisvestingsbeleid. Toch zou het verstandig zijn om, weliswaar geleidelijk aan, het mes te zetten in dit dirigistische beleid, dat zijn basis vindt in de bijzondere omstandigheden van de naoorlogse jaren.
Socialisme
In Socialisme(&(Democratie (jaargang 63, nr. 4) schenkt Dirk Kloosterboer, beleidsmedewerker van de FNV, aandacht aan het mobiliseren van kiezers. Hij signaleert dat bij de raadsverkiezingen de opkomst van allochtone kiezers hoger was dan normaal. Dat werkte duidelijk in het voordeel van de PvdA.
Ook elders is een verband geconstateerd tussen opkomst en uitslag. Mensen met lage inkomens, mensen met een lage opleiding, mensen zonder werk, etnische minderheden en bewoners van achterstandsbuurten stemmen vaak niet. Daardoor zijn politici geneigd minder met hun belangen rekening te houden.
Komen ze wel naar de stembus, dan heeft dat gevolgen voor de uitslag en voor het te voeren beleid. Zo bleek in de VS dat in staten met een achterblijvende opkomst van de lagere klassen de bijstandsuitkeringen beperkter zijn dan in staten met een hogere opkomst van minderbedeelden.
In Amerika wordt de opkomst van zwarte en laagopgeleide kiezers ontmoedigd door het ingewikkelde registratiesysteem. Ook geldt dat een Angelsaksisch districtenstelsel de opkomst drukt.
Datzelfde zien we in landen zoals Zwitserland, waar de burger vaak naar de stembus moet. Daarentegen leidt het combineren van verschillende verkiezingen op één dag, zoals in Zweden gebruikelijk is, tot een hogere opkomst.
In Nederland wordt van verschillende kanten en op verschillende manieren geprobeerd de opkomst te vergroten. Het resultaat daarvan wisselt nogal. Van de vernieuwingsplannen van minister Pechtold verwacht Kloosterboer weinig goeds. Spreiding van de raadsverkiezingen over verschillende data zal leiden tot minder publiciteit en daardoor tot een lagere opkomst van de kiezers.
Daar zou hij wel eens gelijk in kunnen hebben. Overigens geldt nog steeds dat SGP en ChristenUnie meer zetels veroveren bij een laag opkomstpercentage.
Sociologie
Het tijdschrift Sociologie (jaargang 2, nr. 1) bracht een themanummer uit over de spelende mens. Een van de bijdragen, van de hand van postdoc onderzoeker Stef Aupers, betreft de aantrekkelijkheid van computerspellen op internet. Die is formidabel. Miljoenen mensen spelen gemiddeld meer dan twintig uur per week. De helft van hen antwoordt bevestigend op de vraag of hij er aan verslaafd is.
De nieuwe generatie computerspellen creëert een virtuele wereld die volgens veel spelers beter is dan het echte leven. De spellen kunnen derhalve niet meer beschouwd worden als een vrijblijvende, niet-serieuze activiteit, zoals Johan Huizinga destijds het spel omschreef.
De aantrekkingskracht van dergelijke computerspellen is dat men daar een zelfgekozen rol kan spelen. Er wordt bij de meeste van dergelijke computerspellen ook een volstrekt andere werkelijkheid gecreëerd. Die is hoge mate gemodelleerd naar de boeken van Tolkien, waar sprake is van een door de middeleeuwen geïnspireerde fantasiewereld.
Aupers ziet dat als een reactie op wat Weber noemde de onttovering van de wereld. Er wordt teruggegrepen op voorchristelijke elementen. Evenzo kunnen spelers zich aaneensluiten in hechte verbanden. Dat compenseert het door Durkheim geconstateerde verlies van sociale cohesie in de moderne samenleving. Door de spelers moet flink gewerkt worden, maar doordat men greep heeft op het productieproces voorkomt men de door Marx gesignaleerde vervreemding van zijn arbeid.
Derhalve bieden deze moderne computerspellen volgens Aupers een uitweg, in de virtuele wereld weliswaar, van tal van problemen uit onze maatschappij. Tegelijkertijd moeten we concluderen hoezeer mensen het verloren paradijs zoeken waar het niet te vinden is.
Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur RD