„Promotie heeft meerwaarde voor predikant”
APELDOORN - Promoveren in de pastorie: het werk in de gemeente en het schrijven van een proefschrift is niet altijd even gemakkelijk te combineren. Toch zien predikanten die bezig zijn of die hun studie al hebben afgerond, de waarde in van een promotieonderzoek. „Het scherpt de geest.”
Ds. E. Mijnheer, hervormd predikant in Westbroek, is al enkele jaren bezig met een proefschrift over de invloed van de negentiende-eeuwse predikant dr. H. F. Kohlbrugge op zijn leerlingen, in het bijzonder op Th. J. Locher. Een onderwerp, zo hoopt hij, waarmee de kerk haar voordeel kan doen. „De geschiedenis zit vol lessen en de kerk kan daarvan de vruchten plukken.”Touwtjes knippen
Tot tweemaal toe wisselde hij van onderwerp omdat promovendi in Zwitserland en Zuid-Afrika hem voor waren. Maar aan de briefwisseling van Locher met E. Böhl, de schoonzoon van Kohlbrugge, had nog niemand zich gewaagd. Prof. dr. W. Balke, zijn promotor, had een beknopt overzicht van het hele Böhlarchief gemaakt. „Als je dan de touwtjes om de brieven er nog af moet knippen, dan is het écht nieuw.”
Vooral de theologie van Kohlbrugge heeft zijn belangstelling. „Christus staat bij hem sterk centraal. De mens zelf wordt op het nulpunt gezet, om alleen Christus over te houden. Ik ben benieuwd of zijn theologie nog navolging heeft gehad.”
De predikant werkt vooral in de ochtenduren aan zijn promotieonderzoek om zo weinig mogelijk afbreuk te doen aan het gemeentewerk. „Hoewel het wel eens moeilijk kan zijn de juiste balans te vinden”, zegt hij. Het is de bedoeling om het onderzoek binnen een jaar of vijf af te ronden. „Ik neem het maar ruim want het hoeft niet snel af. Ik vind het nog veel te leuk om te doen.”
Bemoediging
Ds. D. Visser, predikant van de christelijke gereformeerde kerk in Broeksterwoude (Petrusgemeente), heeft het hele promotietraject al achter de rug. Hij promoveerde op 16 mei 2003 aan de universiteit van Potchefstroom in Zuid-Afrika op een studie met de titel ”Paraklese in het perspectief van de parousie”.
Bemoediging in het licht van de wederkomst, daarover gaat het in zijn proefschrift. Ds. Visser betoogt dat Paulus in 1 Thessalonicensen 4:13 tot 5:11 en 2 Thessalonicensen 1:5-10 en 2:1-12 in wezen niet verschillend over Christus’ wederkomst schrijft. „Beide brieven zijn kort na elkaar door Paulus geschreven. Hij wilde de gemeente troosten, bemoedigen op de weg die de Heere hun heeft gewezen.”
Basis voor het promotieonderzoek, waaraan hij halverwege de jaren negentig begon, vormde zijn doctoraalscriptie over toekomstprediking in de brieven aan de Thessalonicensen. „Toen ik de pastorie inging, werd me geadviseerd om ook gericht met studie bezig te zijn. Dat advies heb ik opgevolgd, al kwam ik er door het werk in de gemeente lang niet altijd aan toe.
De keuze voor mijn onderzoek werd ingegeven door het feit dat ik in de Christelijke Gereformeerde Kerken steeds vaker mensen tegenkom die chiliastisch denken. Dat prikkelde mij dit onderwerp verder te onderzoeken.”
Zorgvuldigheid
Promoveren in de pastorie kan samengaan met het werk, vindt ds. Visser. „Maar het laatste stukje kostte me wel wat meer inspanning. Vroeg opstaan, ook op zaterdag eraan werken. Mijn vrouw en de kerkenraad steunden me daarin, en dat is nodig. Maar ik heb ook wel eens momenten gehad dat ik dacht: „Waarom doe ik dit?” Door je nieuwsgierigheid kun je zo’n onderzoek dan toch tot een goed einde brengen.”
De meerwaarde van het schrijven van zijn dissertatie is voor hem dat hij aandachtig lezen in praktijk moest brengen. „Dat leer je natuurlijk ook tijdens de opleiding in Apeldoorn en probeer je bij het maken van preken in de praktijk te brengen, maar in een promotieonderzoek komt het aan op grote zorgvuldigheid. Wie heeft deze brieven geschreven en waarom? Onder welke omstandigheden?
Wie deze vragen niet stelt, loopt het gevaar Bijbelteksten buiten het verband te lezen. Dan hoor je er gemakkelijk dingen in die niet bedoeld zijn. Mijn onderzoek heeft me dus gescherpt. Dat is winst voor het werk in de gemeente.”