„Neem als kerk deel aan WMO-overlegorganen”
NUNSPEET - De nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), een bedreiging? Ja, zei diaconaal consulent A. Heystek dinsdagavond in Nunspeet. „Maar ook een uitdaging. Diaconale presentie maakt de liefde van Christus zichtbaar.”
Op 14 februari nam de Tweede Kamer de WMO met 140 van de 150 stemmen, aan. Eind volgende maand buigt de Eerste Kamer zich over de wet. En waarschijnlijk, zei de Nunspeetse SGP-fractievoorzitter A. T. van de Pol dinsdagavond, zal ook die ermee instemmen, waarna de wet per 1 januari 2007 zal ingaan.”WMO, wat betekent dit voor u?” luidt het thema van een drietal bijeenkomsten die de Reformatorisch Maatschappelijke Unie (RMU) deze week belegt. In Nunspeet belichtte Van de Pol de wet vanuit een politieke invalshoek; Heystek, diaconaal consulent binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken, deed dat vanuit een pastorale optiek.
Kern van de wet is, aldus de Informatiemap WMO (te vinden op www.cgk.nl), dat burgers meer participeren in de samenleving en zo veel mogelijk met elkaar de problemen oplossen wat de gezondheidszorg betreft. De overheid regelt alleen nog die voorzieningen waarin burgers niet zelf kunnen voorzien.
Vroege Kerk
Is zorg een taak voor de kerk of voor de overheid? Heystek spreekt liever over „een taak voor de kerk én de overheid. Maar zeker óók voor de kerk.” Hij wees in dat verband op de Vroege Kerk, de eerste christengemeenten. „In Handelingen 2 lezen we: „En hadden genade bij het ganse volk.” Bij het gánse volk. Dat is een belangrijk detail. De Vroege Kerk groeide door het diaconaat, doordat de christenen omzagen naar hun medemensen. En die vroegen zich af: Wat hebben zij wat wij niet hebben?”
Na keizer Constantijn werd het christendom staatsgodsdienst. Diakenen werden ambtenaren. Een vergelijkbare ontwikkeling was zichtbaar in de twintigste eeuw. De verzorgingsstaat werd geboren. Heystek: „En opnieuw verleerde de kerk het zorgen voor de armen.”
Anno 2006 is de verzorgingsstaat onbetaalbaar geworden. Er moest wat gebeuren. De WMO markeert in dit opzicht een omslag, zo stelde de diaconaal consulent. „Tot nu toe adviseert een diaconie een hulpvrager om eerst gebruik te maken van bestaande sociale voorzieningen. Na 2007 vraagt de overheid een hulpvrager eerst gebruik te maken van voorzieningen in zijn of haar omgeving: familie, buurt, kerk.”
Participeren
Daarmee vormt de WMO een bedreiging, aldus Heystek, in meerdere opzichten. „Maar ook een uitdaging. De kerk kan haar diaconale roeping voor de samenleving weer op zich nemen.”
Hij deed een „sterke oproep” aan diaconieën om te participeren in gemeentelijke WMO-overlegorganen. „Patiëntenverenigingen mogen dat, en de kerken zeker ook. En dat hoef je als diaken niet eens zelf te doen. Iemand in uw gemeente kan dat namens u doen. Maar diakenen moeten er wel voor zorgen dát het gebeurt, om op die manier de wethouder in zijn beleid te beïnvloeden. Dus: komt de wethouder niet naar u toe, geef dan zélf acte de présence.”
Die oproep deed ook SGP’er Van de Pol. „Leg contact met een ambtenaar, met een gemeenteraadslid. U zult merken dat u op die manier veel voor elkaar kunt krijgen - zie Lukas 18.”
Maar, zegt zo’n wethouder wellicht, de kerken zijn zo versnipperd, moet ik met al die kerken om tafel gaan zitten? Heystek: „Ook hier ligt een uitdaging. Juist op het terrein van het diaconaat is interkerkelijke samenwerking goed mogelijk.”
Hij besloot zijn referaat met een „gewaagde vraag.” „Zou het wat kunnen zijn dat plaatselijke kerken hun kerkgebouwen, die doordeweeks vaak toch gesloten zijn, ter beschikking stellen voor dit soort dingen? Voor mensen uit de wijk? Voor een zorgloket waar mensen terechtkunnen voor informatie? Voor een zorgaanbieder, in een van de zaaltjes? Voor kleinschalige opvang?”
Authenticiteit
Maar, is de nieuwe wet niet wat al te optimistisch? Wordt het, om maar wat te noemen, niet steeds moeilijker om vrijwilligers te vinden? „Inderdaad”, zei Heystek. „Als de WMO ergens op gaat mislukken, is het hierop. Tegelijk zie ik nieuwe vrijwilligers ontstaan, van 55, 60 jaar, of nog ouder. En vergeet ook de jongeren niet. Laat hen korte, snelle projecten doen en ze dóén het, pro Deo.”
Nog een vraag: Missen burgers, diakenen, vaak niet de deskundigheid om met een wethouder of andere ambtenaar om de tafel te gaan zitten? Worden ze dan niet al snel overstemd? Van de Pol zei er niet zo bang voor te zijn. „Op het moment dat u gaat investeren in contacten, dat zo’n wethouder aanvoelt dat wat u zegt authentiek is, dat dit voortkomt uit bewogenheid met de naaste, zult u zeker binnenkomen. Authenticiteit is vaak veel belangrijker dan het al of niet deskundig zijn op een bepaald terrein.”