Schuld
Nog een woord tot u, kind des Heeren. Wij hebben de last om de bazuin van Gods dreigende oordelen ook voor u te blazen en u van Zijnentwege aan te zeggen dat Zijn toorn tegen het Nederlandse volk aan het roken is en welhaast zal gaan branden. En dat het niet te blussen zal zijn.
Spits toch uw oren, opdat het u niet onverwacht overkomt. Ik beklaag wel, aan de ene kant, het droevig lot van uw dagen waardoor u onder zo’n boos en wederspannig geslacht moet verkeren, een geslacht dat vanwege zijn onbekeerlijke hart het verderf te wachten heeft. Ik beklaag het lot van uw dierbare kinderen en zuigelingen die in zo’n boze wereld geboren zijn en straks het slachtoffer worden van de verfoeilijke afgoderij. Ja, ik beklaag al die godvruchtige zielen die al zo lang gezucht hebben en nog die duistere en vreselijke dagen zullen beleven dat God de violen van Zijn gramschap over het volk van Nederland zal uitstorten.Dit moet ik er nog aan toevoegen, dat het ook uw geesteloosheid en wereldgelijkvormigheid zijn die het vuur van Gods toorn hebben aangestoken. Schrik en beef dan op het geluid van deze bazuin. Onderzoek nauwkeurig de binnenkamer van uw hart. Belijd en betreur uw zonden met uw gehele hart.
W. Themmen, predikant te Arnhem (”Kerk en burgerstaat”, 1748)
