Bert Breem, woordvoerder van het ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen: „We voeren nu al een ontmoedigingsbeleid: we zeggen tegen een nieuwe opleiding: „Nee, tenzij.” Er is een drietal criteria waaraan nieuwe opleidingen worden getoetst. De opleiding moet een uitbouw zijn voor de universiteit. Daarnaast kan er een nieuwe opleiding komen, omdat er veel vraag in de markt naar is. Bijvoorbeeld: een nieuwe zorgopleiding als er gebrek is aan verzorgenden. Als derde is er het regionale, geografische criterium, dat inhoudt dat als er gebrek is aan opleidingen in een bepaald gebied, er nieuwe worden opgericht. Deze striktere regels zijn in 2003 ingevoerd. In de jaren 2001-2003 waren er 371 aanvragen voor nieuwe opleidingen. In de jaren 2004-2005 waren er nog maar 90 aanvragen.”Adrie Oldersma, woordvoerder van de Vereniging voor Nederlandse Universiteiten: „Door de omzetting van de oude structuur naar de nieuwe structuur van bachelor en master hebben veel universiteiten hun toenmalige aanbod omgezet in nieuwe bachelors en masters. Er zijn nu 750 masters en 450 bachelors. Al deze opleidingen voldoen aan de vereiste normen. Het aantal opleidingen hoeft voor ons niet gereduceerd te worden. Wel willen we dat er een kwalitatieve differentiatie ontstaat, zodat de opleidingen gaan concurreren.”

Dr. M. Pronk, universitair docent economie aan de Universiteit van Tilburg: „In het doctoraalprogramma bestond de mogelijkheid tot specialisatie in het vierde jaar. Nu vindt de specialisatie in de master plaats, waardoor specialistische masters met kleine studentenaantallen gerechtvaardigd lijken. Daarnaast speelt de bekostiging een rol. Als bijvoorbeeld een economische faculteit meer geld krijgt voor vijf masters met twintig studenten dan voor twee masters met vijftig studenten, wordt een wildgroei aan masters gestimuleerd. Als een universiteit alleen meer verdient aan meer masters als daardoor meer studenten aangetrokken worden, wordt een universiteit vanzelf gedwongen tot het aanbieden van enkel relevante masters.”

Jonathan Mys, woordvoerder van de Landelijke Studenten Vakbond: „Allereerst, Van Oostrom was positief over een aantal nieuwe studies. Ik ben het ermee eens dat een sanering van bepaalde opleidingen goed is. Er moet gekeken worden of de opleiding maatschappelijk relevant is en of de opleiding een wetenschappelijke bijdrage levert. Je volgt een opleiding aan het hbo om aan de slag te kunnen en je studeert aan de universiteit om wetenschappelijk bezig te zijn. Als je hiertoe niet wordt toegerust, heeft een opleiding weinig zin.”

Drs. G. Janse, voorlichter van de Universiteit van Amsterdam: „We starten met een nieuwe opleiding als er gat in de markt is. Bij een nieuwe opleiding moet er een goede aansluiting zijn tussen onderwijs en onderzoek. Wij streven ernaar om deze opleidingen multidisciplinair op te zetten. Daarnaast zijn er ook nog de eisen van de overheid. Ten aanzien van nieuwe opleidingen is er sprake van zelfregulering van universiteiten. Zo is er een numerus fixus voor de studie psychologie, maar er gaan ook nieuwe opleidingen niet door, omdat er geen studenten zijn. Een voorbeeld van een nieuwe studie die het goed doet, is televisiewetenschappen. De studenten komen op zeer verschillende plaatsen terecht.”

Wouter Wakker, student Hebreeuws-Aramees: „Hoewel er weinig studenten zijn en de arbeidsperspectieven niet bijzonder goed, is de opleiding van hoog niveau, zoals de onderwijs- en onderzoeksvisitaties hebben uitgewezen. De motivatie van zowel studenten als docenten is bij kleine opleidingen groter dan bij grotere. Bij een grote keuze kan de student beter zijn ei kwijt; een klein aantal voorgebakken programma’s stompt ambitieuze studenten af.”