Verloochening
Eerst loochende Petrus, daarna zweert hij, en eindelijk begint hij zich te vervloeken. Maar gelijk dit in der daad een verloochening was van de Heere Jezus, zo bleef hij daar niet bij en kwam terstond tot de absolute, vreselijke verloochening.
Hoe is het mogelijk, zult u vragen, dat Petrus daartoe vervallen kon? Waaruit kwam deze zware zondeval van Petrus voort? Och, de satan die rond de bekeerden gaat als een briesende leeuw, zoekende wie hij zal mogen verslinden, zocht listig hem ten val te brengen. Het moest de Heere Jezus wel pijn doen en smarten dat een van de oudsten van zijn geestelijke kinderen zei Hem niet te kennen. Hierin had de satan op een boosaardige manier de hand. Hoe kon Petrus, die nu aan zichzelf overgelaten was, zich tegen die list en dat geweld verweren? Och, Petrus meende te staan. Hij was voor vallen niet bang. Dat bleek genoeg uit zijn antwoord aan Jezus: Ik ben bereid met u in de gevangenis en in de dood te gaan!O, wat vermag toch de mens zonder Christus? Hij zou waarlijk onder het geweld van de vijanden zijn neergezonken en geheel vernield zijn. Maar nu was er het oog van de Goddelijke genade, wat eenmaal op hem was gevallen. De Heiland sprak daarom: Ik heb voor u gebeden, Petrus, dat uw geloof niet ophoude.
George van Coeverden, predikant te Drijver (”De heerser Israëls”, 1743)