„Amerikanen minder kerks dan gedacht”
NEW YORK - Van de Verenigde Staten van Amerika bestaat algemeen het beeld dat het een alleszins godsdienstig land is. Zelfs de president schaamt zich niet de dag met meditatie en gebed te beginnen en geregeld ter kerk te gaan. Zoals ongeveer 40 procent van de Amerikanen dat ook doet. Dat zeggen tenminste de statistieken. Maar de harde cijfers lijken te bedriegen.
Al sinds 1939 geven gerenommeerde opinieonderzoeken aan dat twee vijfde van de bevolking van de VS ’s zondags in de kerk zit. Dat zou betekenen dat iedere eerste dag van de week 118 miljoen Amerikanen zich onder het gehoor van de prediking zetten.De cijfers lijken te sporen met de opkomst van de megakerken, die vooral de laatste tien jaar heeft doorgezet. In februari van dit jaar verscheen een studie van het Hartford Seminarie in Connecticut waaruit bleek dat dit soort gemeenten zich de laatste vijf jaar heeft verdubbeld. Op dit moment zijn er in de VS 3612 kerken waar ’s zondags meer dan 2000 mensen bijeenkomen. Absolute topper is de gemeente van ds. Joel Osteen, de voorganger van de Lakewood Church in Houston. In die kerk -feitelijk een stadion- verzamelen zich iedere zondag 46.000 mensen.
Vraagtekens
In een nieuwe studie plaatsen de Amerikaanse godsdienstsociologen Kirk Haddaway en Penny Long Marler echter grote vraagtekens bij de uitkomsten van allerlei enquêtes en opinieonderzoeken. Ze komen tot de conclusie dat het percentage wekelijkse kerkbezoekers eerder bij de 20 dan bij de 40 ligt. Volgens hen hebben de ruim 330.000 christelijke gemeenten een gemiddeld kerkbezoek van bijna 110 personen. De conservatieve evangelicals zitten duidelijk aan de bovenkant (gemiddeld 129 personen); de grote volkskerken aan de onderzijde - sommige zelfs onder de 100.
Haddaway is directeur van een onderzoeksbureau van de Episcopale Kerk in de VS en Marler doceert godsdienstwetenschappen aan Samford University in Birmingham (Alabama, VS). In een artikel in de ”Journal for the Scientific Study of Religion” bekritiseren zij de gangbare onderzoeksmethoden. „Mensen geven antwoorden -ook op papier- waarmee ze vooral zichzelf geruststellen. Niemand erkent graag dat hij niet doet wat hij zegt. Iemand die om de andere zondag naar de kerk gaat, is toch geneigd aan te geven dat hij wekelijks gaat. Cijfers van opinieonderzoeken zijn zeker niet spijkerhard”, aldus Haddaway in een mondelinge toelichting.
Het tweede waar hij op wijst, is dat kerken in het algemeen de bezoekcijfers zo positief mogelijk voorstellen. „Afronden naar boven komt vaak voor.” Op grond van hun eigen onderzoek komen Haddaway en Marler tot de conclusie dat slechts 10 procent van alle Amerikaanse kerken een wekelijks bezoekerstal heeft dat hoger ligt dan 350 per zondagse dienst, een uitkomst die overeenkomt met de National Congregational Study.
De twee onderzoekers wijzen er ook op dat het aandeel niet-kerkelijken in de achterliggende vijftig jaar is verviervoudigd. Weliswaar ligt dat nog altijd beneden de 10 procent, maar in de jaren vijftig zei minder dan 2 procent nergens in te geloven. Er is dus sprake van een toename. Haddaway noemt verder als tendens de groeiende afkeer van instituties, die breed in de samenleving valt de constateren. „Amerikanen noemen zich conservatief, maar in feite zijn ze innerlijk losgeweekt van alle oude verbanden. Het wachten is op het ineenstorten van bestaande structuren. Dan zal slechts een vaag religieus gevoel overblijven.”
Massaliteit
Van de opkomst van de megakerken is hij allerminst onder de indruk. Het gaat volgens hem slechts om een beperkt aantal, dat dankzij goede public relations indruk maakt op de buitenwacht. „Natuurlijk is het leeglopen van zo’n megakerk als die van Joel Osteen een magistraal gezicht. Zo’n mensenmassa doet niet onder voor de menigte na afloop van een voetbalduel. Met één verschil: na afloop van de kerkdienst is er geen chaos zoals vaak bij een wedstrijd het geval is. En de organisatiestructuur die zo’n megakerk heeft, daar kan menig managementconsultant nog iets van leren.”
Er vallen aan het bestaan van deze gemeenten volgens Haddaway echter geen conclusies te verbinden voor een geestelijke opleving. „Integendeel. Die megakerken hebben vooral aantrekkingskracht op mensen die al elders kerklid zijn. Zij verhuizen van de ene gemeente (vaak een kleine) naar een andere. De aantrekkingskracht van die grote kerken zit hem meestal in de persoon van de voorganger en in de massaliteit van de gemeenschap waar men meer vrijblijvend kerklid kan zijn. Echte onkerkelijken trekken die megakerken nauwelijks.”