Bethel trekt nauwelijks „ongelovigen”
DRACHTEN - De nog altijd groeiende vrije baptistengemeente Bethel van ds. Orlando Bottenbley in Drachten, wel ”het wonder van Drachten genoemd”, trekt nauwelijks „ongelovigen.” De Bethel blijkt vooral aantrekkelijk voor mensen die teleurgesteld zijn geraakt in andere kerkgemeenschappen.
Het is een van de constateringen die Gerko Last, tot voor kort redacteur bij het Friesch Dagblad, doet in zijn deze week verschenen boek ”Orlando Bottenbley. De wijde poorten van de Bethel”. In de 160 bladzijden tellende uitgave staan „leven en inspiratie” van de in 1951 in Paramaribo geboren voorganger centraal.Onder leiding van ds. Bottenbley maakte in de jaren tachtig de vrije baptistengemeente in Lemmer al een „turbulente tijd van sterke groei” door. Na negen jaar vertrok hij uit Lemmer, „omdat hij daar tegen de grenzen van de groei aanliep”, aldus het persbericht waarmee uitgeverij PENN in Leeuwarden het boek aankondigt. „Hij wilde méér dan een middelgrote gemeente; hij wilde een succesvolle kerk met een op Amerikaanse leest geschoeide organisatie.”
Willow Creek
Sinds 1988 werkt ds. Bottenbley in Drachten aan een Nederlandse versie van de Amerikaanse Willow Creek Community Church. Hij begon met „een op sterven na dode kerkgemeenschap van zestig gemeenteleden.” Op dit moment nemen in een voormalige Peugeotgarage in Drachten elke week 3000 tot 4000 mensen deel aan de professioneel opgezette diensten. Daarnaast zijn er kleine huiskringen en worden tal van andere activiteiten georganiseerd. De Bethel heeft zeventien man personeel in vaste dienst.
En de verwachting is dat de groei doorzet, schrijft Last in zijn boek, „ervan uitgaande dat Bottenbley niet vertrekt. Als de huidige groei doorzet, zo is de verwachting, is het gebouw rond 2008 te klein om alle gelovigen te herbergen. Dan zal de gemeente weer moeten omzien naar een nieuw onderkomen.” Van een „vrij grote meerderheid” mág de gemeente ook best nog verder groeien, zo blijkt uit een enquête die de auteur vorig jaar hield. „Een op de vijf respondenten vindt echter dat het afgelopen moet zijn met de groei.”
Gereformeerde Kerken
Last hield de enquête onder een aselecte groep van 300 vaste Bethelgangers. Er kwamen 138 vragenlijsten terug; in totaal vulden 240 mensen de lijsten in. Hun werd ook de vraag gesteld uit welke kerken zij afkomstig zijn. Uit de antwoorden blijkt dat een groot aantal gemeenteleden (althans, 33,7 procent van de 166 respondenten die deze vraag beantwoordden) afkomstig is uit de voormalige Gereformeerde Kerken in Nederland. Op de tweede plaats staan mensen die behoorden tot een andere baptistengemeente (18,1 procent). De vroegere Nederlandse Hervormde Kerk bezet de derde plaats (11,4 procent). Iets meer dan 7 procent van de leden behoorde tot de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt; 1,8 tot de Christelijke Gereformeerde Kerken. Anderen komen uit een volle evangeliegemeente (11,4 procent), een pinkstergemeente (7,8 procent), een vergadering van gelovigen (1,8 procent) of de Rooms-Katholieke Kerk (0,6 procent). Zes procent rangschikte Last onder het kopje ”divers”.
Niet geslaagd
Opvallend noemt de auteur het „dat er zeer weinig ongelovigen zijn toegetreden.” Zijn conclusie: „Daarmee lijkt één belangrijke missie van de Bethel niet geslaagd.”
De groei van de vrije baptistengemeente is, aldus Last, „voornamelijk te danken aan de overstap van mensen uit andere kerken die in de Bethel hun ’ware geloof’ (her)vonden. Voor de Bethel zijn de cijfers een bevestiging van hun idee dat veel mensen zich door aansluiting bij hun kerk hebben ’bekeerd’. Onder bekering verstaan zij niet alleen dat niet-christenen tot geloof komen, maar ook dat mensen die geen nauwe band met God hadden tot een persoonlijke relatie met Hem komen.”
Hoe duurzaam de groei van de Bethel is, moet zich nog bewijzen, schrijft de auteur aan het slot van zijn boek - dat overigens ook de „razendsnelle teloorgang” van de kerk in Friesland als geheel beschrijft. „En wat er gebeurt als Bottenbley vertrekt, weet niemand. De ervaring in Lemmer, Bottenbleys vorige gemeente, leert dat de groei dan kan stagneren. Zonder de bevlogen leider, inspirator en doordouwer was het gemeenteleven opeens totaal anders. Maar Drachten is niet te vergelijken met Lemmer.”