AIVD: Iran spioneerde in ons land
DEN HAAG - Iran heeft vorig jaar in Nederland geprobeerd in het geheim kennis over massavernietigingswapens te bemachtigen. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) heeft hiervan „enige activiteit” waargenomen.
Dat vertelde het hoofd van de dienst, S. J. van Hulst, vrijdag bij de presentatie van het jaarverslag van de AIVD over 2005. Iran behoort volgens Van Hulst tot de zogeheten ”landen van zorg”, die op zoek zijn naar kennis van en technologie voor massavernietigingswapens.In het verslag spreekt de AIVD zijn zorg uit over de intenties van risicolanden als Libië, Noord-Korea, Pakistan en Syrië. Volgens de dienst lijken Iran, Pakistan en Noord-Korea te willen beschikken over raketten die een lange afstand kunnen overbruggen.
De inlichtingendienst constateert dat de dreiging van spionage de afgelopen jaren is toegenomen en meer divers is geworden. Dat komt volgens Van Hulst door de kwetsbare structuur van de Nederlandse samenleving, de internationaal belangrijke organisaties die hier zijn en de grote groep migranten in Nederland.
De spionage richt zich volgens Van Hulst behalve op de overheid ook op bedrijven en universiteiten. Vreemde mogendheden proberen ambtenaren en medewerkers van multinationals te beïnvloeden. Ook stationeren ze studenten op universiteiten om aan informatie te komen.
De AIVD heeft vorig jaar een aantal gevallen van spionage voorkomen door het ministerie van Economische Zaken te waarschuwen. De dienst gaf daarbij negatieve adviezen over aangevraagde exportvergunningen, aldus Van Hulst. Hij wilde niet zeggen om hoeveel en welke bedrijven het ging en of er ook verdachten van spionage het land zijn uitgezet.
Agenten van de AIVD plegen „met zekere regelmaat” strafbare feiten, aldus Van Hulst. Ze doen dat om niet op te vallen in de omgeving waarin ze zijn geïnfiltreerd. Van Hulst benadrukte dat zoiets wettelijk is toegestaan. „Als leden van een criminele groep van plan zijn over een verboden hek te klimmen, zouden ze beteuterd staan kijken als een van hen achterbleef.”
De wet stelt geen grenzen aan wat toelaatbaar is, maar het handelen van AIVD-agenten mag nooit leiden tot levensgevaarlijke situaties, aldus Van Hulst. „Een moord plegen mag dus niet.” Hij erkende dat agenten soms worden opgepakt en in de cel belanden. „Dat hoort bij het spel.”
Uit het jaarverslag blijkt dat terrorisme ook vorig jaar weer het belangrijkste onderwerp was waarmee de AIVD zich bezighield. De dienst heeft in 2005 ruim 400 dreigingen gemeld aan de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding.
De inlichtingendienst maakt zich blijvend zorgen over jonge moslims die in Nederland zijn geboren en opgroeien, maar radicaliseren, vooral door contacten via internet. „Zij keren zich tegen de westerse samenleving én tegen moslims die in hun ogen onvoldoende orthodox zijn. Ook al komt het niet tot terroristische daden, deze jongeren zijn een gevaar.”
De salafistische centra, waar een haatdragende vorm van de islam wordt gepredikt, spelen in dit proces een belangrijke rol, aldus Van Hulst. „Ze blijven veelal binnen de grenzen van de wet, maar verwerpen de grondslagen van onze democratie. Dat leidt tot afzondering.”
Sinds de moord op Pim Fortuyn is het bewaken en beveiligen van personen en gebouwen een steeds belangrijkere taak van de AIVD geworden, aldus Van Hulst.
De bedreigingen waren volgens hem vooral gericht op politici, diplomaten, gebouwen, maar ook op evenementen zoals Sail in Amsterdam.