Voedseldropping krijgt een plek in Rotterdam
ROTTERDAM - Als jongen van elf jaar zag hij de voedseldroppings, in het weiland achter zijn ouderlijk huis. De actie van de geallieerden om de hongerende bewoners van de Randstad te voorzien van eten, bracht Henk Dijkxhoorn (72) ertoe om te pleiten voor een monument. Na elf jaar van voorbereiding gaat die wens vandaag in vervulling. „Ik ben een gelukkig mens.”
Niemand minder dan staatssecretaris Van der Knaap (Defensie) onthult vrijdag het monument. Reden: het is een van de eerste monumenten in Nederland die herinneren aan de voedseldroppings van mei 1945. Dijkxhoorn, voorzitter van de bewonersvereniging Terbregge/(is0(Hilligersberg/Schiebroek, is de grote motor achter het gedenkteken. „De droppings hadden onder meer hier plaats. Het was een heel bijzondere gebeurtenis. Na zo veel jaren oorlog en de hongerwinter kwam er voedsel, nota bene uit de lucht. Dat verdient een monument.”
Het gedenkteken staat boven op de geluidswal die de A20 scheidt van de Vinex-wijk Nieuw-Terbregge. Het maakt deel uit van een observatorium, vanwaar uit zowel de snelweg als de wijk is te overzien. Met de rug naar de snelweg zie je links Crooswijk, rechts Hilligersberg en recht vooruit, achter de nieuwbouwhuizen, het oude Terbregge, opgeslokt door de stad Rotterdam.
Dijkxhoorn, wijzend: „Die molen daar heet de Vierwinden. Ik heb hier een zoon van een piloot gehad met een klein zwart-witfotootje. Zijn vader had de opname gemaakt vanuit een B-17-bommenwerper die pakketten afgooide. „Kunt u mij vertellen waar dit is?” vroeg hij. Toen ben ik met hem naar de molen gegaan.”
De plek waar nu de Vinex-wijk ligt, was in de oorlog een polder. Het was een van de ’droplocaties’. Dijkxhoorn: „Waar nu verkeersknooppunt Terbregseplein is, stond het huis van mijn ouders. Rondom lagen alleen weilanden, de stad was nog ver weg. De bommenwerpers kwamen heel laag over ons huis aanvliegen. Dat was een sensatie, je zag de piloten zitten. De Amerikanen wierpen eerst pakketten uit, later gooiden de Engelsen jutezakken af.”
Dijkxhoorn waagde een aantal keren zijn leven door het weiland in te gaan terwijl er nog vliegtuigen voorraden dropten. „Dan rende je soms een sloot in, want stel je voor dat je een pakket op je hoofd kreeg.” In totaal maakten geallieerde bommenwerpers ongeveer 5300 voedselvluchten. Daarbij werd 11.000 ton aan levensmiddelen afgeworpen. Dijkxhoorn: „De Amerikanen brachten eerst noodrantsoenen die gewoonlijk bestemd waren voor militairen aan het front. Later kwamen de Engelsen met blikken koek, chocolade, boter en vlees. Ik heb thuis nog steeds een blik met koek staan.”
Hoewel hij zelf niet de schrijnende honger heeft gekend, zoals die in de hongerwinter in de grote steden heerste, kan Dijkxhoorn zich de situatie nog goed voor de geest halen. „Wij woonden bij een boerderij, bovendien waren daar Duitse militairen ingekwartierd. Wij aten de restjes van hun maaltijden. Maar in april was het laatste voedsel wel echt op. ”Operatie Manna”, zoals de voedseldroppings heetten, heeft daarom het leven van duizenden mensen gered.”
Dijkxhoorn kreeg in de jaren na de oorlog contact met piloten die meededen aan de droppings. „Bij sommigen ben ik later in Amerika geweest.” Elf jaar geleden rijpte bij hem de gedachte dat de actie een monument verdiende. Aanvankelijk was het de bedoeling om een model te laten maken van een Britse Lancasterbommenwerper. Toen dit niet uitvoerbaar bleek, mocht het ontwerperscollectief Observatorium aan de slag. De groep ontwierp eerder al het bestaande observatorium langs de A20. Dat wordt nu aangepast en krijgt een nieuwe functie als oorlogsmonument.
Kunstenaar Ruud Reutelingsperger van Observatorium noemt de term ”oorlogsmonument” overigens „wel wat zwaar aangezet” voor de vrolijke geel gekleurde stalen raamwerken die het uitkijkpunt sieren. „Het zijn een soort dozen, die samen de vliegtuigromp verbeelden waar de dozen in zitten.” Met een brede armzwaai wijst hij: „In iedere ’doos’ staan zaken die te maken hebben met de droppings. Een vliegtuig bijvoorbeeld, maar ook een pakket, een huis of een molen.”
Voor Reutelingsperger is het het eerste oorlogsmonument dat hij maakte. Hij is blij dat het geen ’dodenmonument’ is, zoals hij het zelf noemt. „Dit is een monument voor iets dat heel veel mensen heeft geholpen. Het is een vrolijk gedenkteken. En het allerleukste is wel dat daarmee de wens van Henk Dijkxhoorn uitkomt. Je ziet hem glunderen als hij hier loopt.”