„Toon wanhopige moslims vooral liefde”
DEN HAAG - Dogmatiek, is dat dor, leerstellig, rationeel? Volgens dr. B. Wentsel is het tegendeel het geval: geloofsleer ligt ingebed in lofprijzing, gebed en lied. Na de aanslagen in de Verenigde Staten, september 2001, herschreef hij zijn zevendelige dogmatiek tot een tweedelig handboek. „We dachten, volkomen ten onrechte, dat de islam een dode religie was.”
Zijn appartement kijkt aan de voorkant uit op de Haagse duinen, aan de achterzijde grenst het aan de appartementen van het Fazantplein, waar dr. W. Aalders tot op hoge leeftijd woonde voordat hij naar Bussum verhuisde.De bijna 77-jarige dr. Wentsel, emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland, noemt dogmatiek zijn hobby, „een beetje mijn roeping.” „Toen ik 18 jaar was, zei mijn vader: lees het ”Handboek van de dogmatiek” van dr. A. G. Honig, dan weet je vast wat.” Ik heb dat gedaan. Dat boek kon misschien wel wat frisser geschreven zijn, maar ik wist niet dat dit boek mijn verdere leven zou bepalen.”
Na zijn promotie op ”Natuur en genade” (een inleiding in de rooms-katholieke theologie in de twintigste eeuw) pakte dr. Wentsel zijn oorspronkelijke plan op: het schrijven van een beknopte dogmatiek.
Die beknoptheid viel nogal mee: achtereenvolgens verschenen zeven delen van zo’n 4000 pagina’s in totaal. Dr. Wentsel behandelde daarin alle thema’s van de dogmatiek. „Ik vond dat er een 21e-eeuwse Bavinck moest komen, met vooral meer tekstverwijzingen. Bij Bavinck waren deze niet altijd trefzeker, soms klakkeloos en slordig.”
Dogmatiek heeft bij veel kerkleden iets rationeels en leerstelligs. „Met Amesius zeg ik dat dogmatiek een praktisch vak is. Het gaat om aanbidding (gebed), loflied en de leer. Met studenten aan de Wittenberg, waar ik doceerde, had ik de gewoonte om met gebed te beginnen, een lied te zingen en daarna de leer te behandelen.
Dogmatiek is een belaste term geworden, met de geur van leerstellige dwang en geforceerde systematiek. Daarom heb ik mijn tweedelige werk ”bijbelse geloofsleer” genoemd. Iedere mens dorst naar zekerheid en duidelijkheid. Je hebt de leer nodig, vooral als je al die dwalingen wilt weerleggen die in de kerk voorkomen.”
Islam
Toen in 1998 het laatste deel van de dogmatiek tot stand kwam, was het alleszins redelijk om te gaan genieten van de rust van het emeritaat. „Ik heb één jaar op mijn lauweren gerust en kwam toen in overleg met mijn uitgever Kok tot het plan om de zeven banden samen te vatten. Toen volgde echter 11 september 2001. Het wereldbeeld kantelde. Ik kon geen compendium meer schrijven zonder de islam erbij te betrekken.”
Hij voegde de daad bij het woord. De meeste onderdelen van de geloofsleer worden in de -vandaag gepresenteerde- tweedelige uitgave vergeleken met die van de islam.
Dr. Wentsel was niet onbekend met de islam. Hij had in Den Haag in de jaren tachtig een Koran-Bijbelclub met christenen en moslims. „Het was wel een beetje eng, want als het tijd voor het islamitisch gebed was, gingen de moslims op de knieën, met het gezicht naar Mekka, en baden luidop in het Arabisch.”
Nevenreligie
Uitgebreid gaat dr. Wentsel in op de typering van het wezen van de islam. Is het een valse religie, demonisch wellicht, zoals Hanna Kohlbrugge beweerde, of dienen zij dezelfde God als het christendom? Wentsel ziet de islam als een névenreligie. „Je kunt de islam niet te zwart afschilderen, want zij kennen ook God als de Erbarmer. Ik zie islam en christendom als religies die naast elkaar staan, ze behoren tot dezelfde familie, maar ik vereenzelvig Allah niet met God de Vader. Wie de Zoon niet heeft, heeft de Vader ook niet. Dat is niet mijn theorie, maar dat zegt de Schrift. Jezus is bij de islam niet de Zoon van God in de zin van de Hem wezensgelijke. Dat vinden zij afgoderij, veelgodendom.
Er zijn wel andere bruggen te slaan inzake Gods eigenschappen, zoals Zijn alwetendheid en almacht, maar voor Zijn liefde is weinig plaats. Het kruis is voor de moslim onnodig omdat de mens ten diepste goed is en geen Verlosser of Middelaar nodig heeft. Moslims worden zalig door goede werken én door Allahs barmhartigheid. Zij hebben volgens de islam die barmhartigheid nodig, maar ze weten nooit zeker of ze daarvoor in aanmerking komen.”
U schrijft dat veel moslims in wanhoop sterven, wat vooral blijkt op hun sterfbed. Hoe komt dat?
„De enige manier om met zekerheid in de hemel te komen is de gewelddadige martelaarsdood in dienst van Allah en de moslims. Voor de overigen is er slechts onzekerheid. Allah weegt in een weegschaal de goede en kwade daden. Slaat de schaal door naar de goede daden, dan gaat de dader naar de hemel. Slaat deze door naar de kwade daden, dan loopt hij grote kans naar de hel te gaan, maar de barmhartigheid van Allah kan hem nog redden.
Er wordt in de Koran ontzaglijk veel over de hel gesproken. De schrik zit er bij moslims goed in: eenmaal krijgt Allah je te pakken!
Daartegenover staat de boodschap van Jezus Christus: Vrees niet. Christus weegt als de Rechter onze daden, ook die van christenen, maar wie pleit op Zijn verzoeningsoffer, mag er zeker van zijn dat God hem vrijspreekt van schuld en straf.
Christenen moeten moslims leren de Bijbel te lezen, Wij moeten moslims laten zien dat christenen hen liefhebben. Als moslims haat bespeuren, is het effect van de boodschap weg. Ontwaren zij bij ons genegenheid, dan zullen ze naar ons luisteren.”
De moslim is gevoelig voor zijn eer, zegt dr. Wentsel. „Ze leven in een zondige, Godloze wereld, waarmee ze, net zomin als christenen, gelukkig zijn. Van de islam kunnen we leren dat God een centrale plaats dient in te nemen in het publieke leven. De islam heeft geen verlichting nodig, maar de Heilige Geest, Die verblinding opruimt.
Ik hoop met mijn boek te bereiken dat christenen in gesprek gaan met moslims, dat de islam vervuld wordt met de boodschap van de Bijbel. Er is te weinig dialoog, van beide kanten.”