„Ooievaar moet geen dierentuinvogel worden”
ALPHEN A/D RIJN - Het gaat de ooievaar voor de wind. De vogel werd in 1970 met uitsterven bedreigd. Tegenwoordig broeden er weer ruim 500 paren in Nederland. Reden voor het Alphense ooievaarsstation De Aarhorst om de deuren te sluiten. „De ooievaar moet geen dierentuinvogel worden.”
In het Alphense Zegerslootgebied is de lente begonnen. Vogels fluiten er lustig op los, twee futen zitten elkaar achterna in een van de tientallen slootjes. Langs de smalle zandpaadjes ontluiken de eerste bloemknoppen.Hoog in de bomen van het park zit een ooievaar op een groot komvormig nest dat tussen de takken hangt. Een tafereel dat dertig jaar geleden een zeldzaam gezicht was. Door verlaging van het grondwaterpeil was er voor de ooievaar nog maar amper voedsel te vinden en met het gebruik van bestrijdingsmiddelen verdwenen prooien als sprinkhanen en mollen. In 1970 waren er nog maar veertien exemplaren en één broedend paar in Oudewater over.
Vogelbescherming Nederland luidde de noodklok. Samen met vrijwilligers zette de natuurorganisatie een reddingsprogramma voor de ooievaar op poten. Uit diverse landen werden 28 exemplaren naar ooievaarsdorp Het Liesvelt in Groot-Ammers bij Schoonhoven gebracht om ermee te fokken. Toen dit lukte zijn de dieren uitgezet in andere buitenstations, zoals Groene Hart, het rivierengebied en Friesland.
Het Alphense buitenstation De Aarhorst is een van de hulpposten. Volgens Frank Bloklander, voorzitter van Stichting Alphense Ooievaars, had de ooievaar vooral in het begin veel zorg nodig. „Binnen een aparte omheining fokten we dieren. We voerden ze dagelijks bij. De laatste jaren zijn wij daarmee gestopt. We wilden kijken of de ooievaar in staat was zelf zijn eigen kostje bij elkaar te scharrelen.”
Dat de vogels hier geen enkele moeite mee hebben, blijkt uit het feit dat het buitenstation op 1 mei definitief zijn deuren sluit. „Het aantal dieren groeit dat in het najaar naar Noord-Afrika trekt en na de winter terugkeert. Dat is een signaal dat we voor ooievaars net als vroeger weer een aantrekkelijk voedsel- en broedgebied zijn. Daar zijn we blij mee, want de ooievaar moet geen dierentuinvogel worden”, vindt Bloklander.
De voornaamste oorzaak voor de toename van het aantal ooievaars is volgens de vogeldeskundige de toenemende invloed van de milieubeweging. „Het water in de sloten is de laatste jaren flink schoner. Ook zijn de uiterwaarden, dankzij natuurontwikkeling, een goed leefgebied voor ooievaars.”
Voor Hans Peeters van Vogelbescherming Nederland is de sluiting van het Alphense station een logische stap. „We zitten nu op ruim 500 paren in heel Nederland. Dat is evenveel als voor de Tweede Wereldoorlog. Streven naar een nog hoger aantal is niet reëel. Door de aanleg van wegen is Nederland in de loop der jaren minder geschikt geworden voor de ooievaar.”
Peeters wil andere buitenstations niet dwingen om hetzelfde besluit te nemen als Alphen. „Elk station is autonoom. Wel adviseren wij om het bijvoeren af te bouwen. Op die manier leren de ooievaars om op eigen benen te staan en zijn ze tijdens de trek minder kwetsbaar. We richten ons nu voornamelijk op verder herstel van de leefomgeving van de ooievaars.”
F. Koopman van ooievaarsstation De Lokkerij in De Schiphorst, een buurtschap van Meppel, vindt de sluiting van het Alphense buitenstation geen goed plan. „De ooievaar heeft onze hulp nog hard nodig. Voor Vogelbescherming is het herintroductieprogramma geslaagd omdat het aantal weer gelijk is aan dat van begin 1900. Maar ze vergeet dat een ooievaar toen drie jongen grootbracht per nest, terwijl het er nu gemiddeld anderhalf zijn vanwege gebrek aan voedsel.”
Koopman pleit er daarom voor om door te gaan met bijvoeren. „Wij overwegen pas om te stoppen als de ooievaars weer drie jongen per nest grootbrengen. Als we het nu aan de natuur zouden overlaten, zijn we over vijftien jaar weer terug bij af.”
Bloklander is er trots op dat de ooievaar het weer zonder hulp van mensen redt. Hij tuurt door de lens van zijn meegebrachte telescoop. „Kijk, daar zit een ooievaar op het nest. Mannetje en vrouwtje wisselen elkaar af, heel geëmancipeerd. Prachtig toch, dat dit weer kan in de vrije natuur?”