Binnenland

Niet ver weg, maar nabij

Pieter de Vries uit Hardinxveld-Giessendam werd zonder armen geboren. Toch deed hij als tiener vrijwel alles wat zijn leeftijdgenoten ook deden: zwemmen, fietsen, schrijven, schilderen. Totdat hij op zijn achttiende jaar werd getroffen door polio. Zijn benen raakten verlamd, sindsdien kan hij vrijwel niets meer op eigen houtje uitrichten. „Wat God doet, begrijpen wij niet altijd. Maar dat hoeft ook niet. Want God vergist Zich nooit. Hij weet wat goed voor ons is.”

Ben Tramper
7 April 2006 10:28Gewijzigd op 14 November 2020 03:38
Karin en Pieter de Vries, samen met hun kinderen Pieter (r.) en Joost. „God vraagt nooit iets van ons waarvoor geen genade is. Van Zijn gebod mogen we een gebed maken.” Foto RD, Anton Dommerholt
Karin en Pieter de Vries, samen met hun kinderen Pieter (r.) en Joost. „God vraagt nooit iets van ons waarvoor geen genade is. Van Zijn gebod mogen we een gebed maken.” Foto RD, Anton Dommerholt

Een ingelijst schilderij met een fleurig boeket bloemen hangt aan de wand van zijn woonkamer. Pieter de Vries (31) maakte het als tiener, thuis bij zijn ouders in Giessenburg, waar hij samen met dertien broers en zussen opgroeide. De penseel hield hij tussen zijn tenen geklemd. „Het ging prima. Ik deed bijna alles met mijn voeten.”Zijn vrouw Karin (32) pakt een album met foto’s erbij. Allerlei alledaagse momenten uit Pieters jeugd zijn op de gevoelige plaat vastgelegd: het varen met een motorboot, het uitbaggeren van een sloot met een kraantje, het vieren van een verjaardagsfeest. „Hij had geen armen, maar toch was hij een kind als alle anderen”, zegt ze. „Wat zijn vrienden konden, kon hij ook.”

Haakje
Pieter werd in 1974 als vijfde kind geboren. Zijn moeder had tijdens de zwangerschap niets gemerkt dat erop wees dat haar baby gehandicapt ter wereld zou komen. „Een medische reden is nooit vastgesteld”, zegt Pieter. „Artsen hebben mij later gezegd dat de oorzaak mogelijk ligt in het gebruik van bepaalde medicijnen. Zekerheid kunnen ze niet geven. Dat vind ik overigens ook niet erg.”

Spelenderwijs leerde Pieter allerlei vaardigheden met zijn benen. „Ik kan me niet een bijzonder moment herinneren waarop ik ontdekte dat andere kinderen wel armen hadden en ik niet. Ik trok veel op met mijn broertjes en zusjes. We woonden op een boerderij, er was altijd wel iets te doen. Ik had geen armen, maar dat gaf geen beperkingen. Ik werd er ook nooit mee geplaagd. Mijn moeder zou dat ook niet geduld hebben.”

Slechts af en toe moest hij hulp van anderen inroepen. „Bijvoorbeeld als ik bij het vissen een stukje brood aan de haak moest doen. En wat ik ook niet voor elkaar kreeg, was het dichtdoen van de bovenste knoop van m’n broek.”

Schoolgaan was voor Pieter geen probleem. Op de reformatorische Gomarusscholengemeenschap in Gorinchem kreeg hij een laag tafeltje toegewezen, zodat hij aantekeningen kon maken. „Ik schreef met mijn linkervoet. Achteraf gezien is het jammer dat ik mijn rechterbeen en -voet te weinig heb gebruikt. Als gevolg daarvan heb ik nu scoliose, scheefgroei in de rug.”

Dankdag
Pieters leven veranderde ingrijpend op dankdag 1992. „Ik kwam ziek uit de kerk, zozeer dat ik niet eens meer op eigen benen kon staan. De huisarts verwees me meteen door naar het ziekenhuis. Ik kreeg een ruggenprik en een dag later deelde de dokter me mee waar iedereen bang voor was: „Je hebt polio.” De boodschap drong op dat moment nauwelijks tot me door.”

Na twee weken mocht Pieter naar huis. Zijn benen waren verlamd, alleen zijn tenen kon hij nog bewegen. „Vanaf dat moment ben ik mijn armen gaan missen. Een boek pakken, even een bakje koffiezetten - ik kon bijna niets meer. Lang heb ik gehoopt dat ik er weer bovenop zou komen. Ik wilde er niet aan dat ik in een rolstoel zou belanden. Alleen al de gedachte deed mij huiveren. Maar er was geen ontkomen aan. Na een halfjaar besloot ik te stoppen met revalidatie. Ik zou voortaan zijn aangewezen op de hulp van anderen. Die steun heb ik ook altijd gekregen. Tot op de dag van vandaag.”

De wending in zijn leven maakte innerlijk veel in hem los, zegt De Vries. „Ik wist er in geestelijk opzicht geen raad mee. In mijn hart leefden vele vragen. Waarom overkomt mij dit? Wat bedoelt God ermee? Maar ik durfde ze niet onder woorden te brengen. Ik dacht dat ik zulke vragen niet mocht stellen. „God wil dit nu eenmaal, je hebt er maar onder te buigen.” Dat was de gedachte die mij gevangenhield. „Je moet maar veel bidden, jochie”, zei een ouderling tegen me.”

Vrede
Enkele jaren lang verkeerde De Vries, zoals hijzelf zegt, in geestelijke duisternis. „Ik zocht naar vrede met God, maar ik wist niet hoe ik die kon krijgen. Ik las veel in boeken van Wulfert Floor, de Erskines en Boston, maar ik kreeg desondanks geen helder zicht op Wie de Heere Jezus voor zondaren wil zijn. Totdat op een dag het licht opging. Toen zag ik dat het heil niet in mijzelf ligt, maar volledig buiten mij, in een Ander, dé Ander.”

Zijn inzicht in het Evangelie gaf hem een andere kijk op zijn handicap, zegt De Vries. „Ik ging alles anders zien. Het Woord, de mensen, mijzelf. De Heere was voor mij altijd een God op afstand geweest. Ik wilde Hem dienen, maar dat deed ik op een krampachtige en wettische manier. Ik was streng voor mezelf, maar niet minder voor anderen. Onbewust keurde ik het leven van bijna iedereen af.

Ik leerde dat God in alles nabij wil zijn. Dat besef haalde de angel uit mijn handicap. Ik wist toen zeker: God heeft er Zijn hand in, niet om mij terneer te drukken, maar omdat Hij mij wil leren dat Hij alles voor mij wil betekenen. Bij het minste of geringste probleem mag ik Hem vragen om hulp. Hij beschaamt nooit. Zo wil Hij zijn voor mij, maar ook voor anderen. We zijn allemaal van dezelfde, zondige lap gescheurd. We hebben allemaal hetzelfde nodig.”

Zien op het lijden van de Heere Jezus verlicht de last van het kruis, zegt Pieter. „Als ik bedenk wat Hij heeft gedaan en voor wie, dan ervaar ik grote troost. Dan mag ik ook weten: Er komt eenmaal een einde aan het leven op aarde. Het leven is een damp, het is maar een korte tijd dat wij hier zijn. Ik vind het niet erg. Integendeel. Ik zie dagelijks uit naar Zijn komst.”

Leiding
Pieter de Vries trouwde vier jaar geleden. Hij heeft inmiddels twee kinderen, Pieter van bijna drie jaar en Joost van anderhalf. „Ik ontmoette Karin tijdens een buitenlandse reis voor gehandicapten. Zij ging als vrijwilligster mee. We kregen contact en we merkten dat het tussen ons klikte. Dat onze wegen elkaar hebben gekruist, zien we samen als Gods leiding in ons leven.”

Zijn vrouw mengt zich even in het gesprek. „Soms denken mensen dat Pieter helemaal van mij afhankelijk is en ik niet van hem”, zegt ze. „Zo is het gelukkig niet. We hebben een normaal huwelijk, al is het natuurlijk wel zo dat ik Pieter bij veel dingen moet helpen. Soms zou Pieter meer willen doen dan hij kan. Koken bijvoorbeeld. We hebben in de keuken een kookeiland geplaatst. Pieter helpt vaak mee. Maar het liefst zou hij af en toe alleen een maaltijd klaarmaken.”

Pieter runt samen met zijn broer een bedrijf dat heftrucks verkoopt en in onderhoud heeft. „Mijn broer en ik zijn op een bijzondere manier aan elkaar verbonden. Hij is vaak op pad om heftrucks te bezorgen, ik doe de administratie en sta de klanten te woord. In het werk ervaren we telkens weer onze afhankelijkheid van God. Ik kan geen heftrucks showen, dus ben ik extra aangewezen op de goodwill van de klant. Een enkele keer vliegt dat me aan. Dan bid ik: „Heere, U weet ervan, U kunt harten neigen.””

Paradox
Als gevolg van zijn handicap heeft hij meer oog gekregen voor de paradox van het kruis in het leven van Gods kinderen, zegt De Vries. „Ik kan me indenken dat mensen zeggen dat God op een harde manier met mij omgaat. Misschien hebben zij nog wel gelijk ook. Maar dat ligt niet aan de Heere, maar aan mij. Ik heb dat kennelijk nodig. De Heere gaat deze weg met mij omdat Hij mij dicht bij Zich wil hebben.”

Overgave van het gehele leven aan God, daar komt het volgens De Vries op aan in het leven van kruisdragers. „De Heere vraagt het van ons, elke keer opnieuw. Alles waarover we ons zorgen maken, alles wat ons dwars zit, mogen we in Zijn handen leggen. Dat kan onmogelijk lijken, ik weet het. Ik moet zelf ook steeds weer op het punt komen waarop ik kan zeggen: „Vader, wat U doet, is goed.” Dan kan ik weer verder, omdat ik dan weer weet dat ik de weg niet alleen hoef te gaan.”

Overgave is gave en opdracht tegelijk, zegt hij. „God vraagt nooit iets van ons waarvoor geen genade is. Van Zijn gebod mogen we een gebed maken. Daarom is het zo belangrijk om te weten Wie de Heere voor zondaren wil zijn. De Bijbel zegt: Wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en dat Hij een Beloner is van degenen die Hem zoeken.”

In de tweewekelijkse serie Kruisdragen vertellen mensen over de manier waarop zij omgaan met zorgen en moeiten die hun levensweg doorkruisen. Hoe vinden zij troost? Waaruit putten zij moed? Vrijdag deel 9. „ De Heere gaat deze weg met mij omdat Hij mij dicht bij Zich wil hebben.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer