Gewone bomen voor Berlijners
Titel: ”Boze geesten van Berlijn”
Auteur: Philippe Remarque
Uitgeverij: Mets en Schilt, Amsterdam 2005
ISBN 9053304533
Pagina’s: 381
Prijs: € 25,-.
Berlijn is een rusteloze, chaotische stad met veel gaten en onbedoelde grasveldjes. In geen andere Duitse stad heeft de Tweede Wereldoorlog zulke grote wonden achtergelaten. Elke straat in deze metropool heeft een bewogen geschiedenis. De Nederlandse Volkskrantcorrespondent Philippe Remarque liet zich meevoeren op het dynamische ritme van deze stad. Hij bleef er gelukkig nuchter onder en zag het Berlijnse leven aan met een kritisch oog, open voor het echte en waardevolle. Het resultaat is zijn omvangrijke boek ”Boze geesten van Berlijn”. De stad Berlijn is een ratjetoe van zeer uiteenlopende bouwstijlen en landschappen. Bij de Wannsee en de Griebnitzsee zie je hoeveel water er in en om Berlijn is, bij Grunewald rijdt het stadsspoor, de S-Bahn, ettelijke kilometers door een dicht bosgebied, in Charlottenburg en Lichterfelde ontwaar je fraaie villa’s, terwijl je als bezoeker in de Karl-Marx-Allee vergast wordt op onvervalst suikerbakkerswerk van de stalinistische architectuur. Ook het nationaalsocialisme heeft diverse gebouwen aan het democratische Duitsland nagelaten, zoals het ”Reichsluftfahrtministerium”, waarin nu het ministerie van Financiën is ondergebracht, en het Olympisch Stadion van de spelen van 1936, inclusief grote beelden van stoere atleten.
Aan de Duitse Democratische Republiek herinneren de eentonige flatgebouwen, het ”Palast der Republik”, dat binnenkort helemaal wordt afgebroken en het mannetje op de verkeerslichten voor voetgangers, het leuke ”Ampelmännchen”. Omdat Berlijn zo veel gebouwen uit zo veel verschillende eeuwen herbergt, is het fascinerend en in het licht van de geschiedenis van de twintigste eeuw ook deprimerend om door deze stad te lopen en te zien wat de tijd heeft laten staan en wat oorlog en revolutie uit een gaaf geheel hebben weggenomen.
Hakenkruis
De titel van Remarques boek liegt er niet om. De boze geesten zijn de geesten uit het verleden. Deze geesten plagen het heden door onverhoeds op te duiken. Het kan een naambordje zijn met de naam ”Von Ribbentrop” of een huis in een neutrale straat zijn dat in de nazitijd het beruchte bordeel ”Salon Kitty” blijkt te hebben gehuisvest. De stenen adelaar boven Salon Kitty is er nog, maar uit zijn klauwen is het hakenkruis verdwenen. Behalve de monumenten tegen wil en dank herbergt Berlijn een groot aantal officiële gedenkplaatsen en musea die het verleden onder de aandacht van de burger brengen: het Sovjetmonument in Treptov, het Joods Museum van Daniel Libeskind, het Holocaustmonument tot en met het beeld ”Moeder met haar dode zoon” van Käthe Kollwitz in de ”Neue Wache” aan de boulevard Unter den Linden. Aan laatstgenoemde boulevard staat ook het ruiterstandbeeld van Frederik de Grote, de koning die Pruisen in de jaren 1740-1786 tot één grote natie smeedde. Je wordt er duizelig van.
Remarque heeft aan de acht hoofdstukken van zijn boek vastigheid gegeven door ieder hoofdstuk op te bouwen rondom een centraal gebouw, een straat of een plein. Hij begint in hoofdstuk één bij zijn eigen appartement, Leibnizstrasse 58, en zet zijn tocht dan voort via de Rijksdag, de Potsdamer Platz, de bunker van Adolf Hitler, het ”Palast der Republik” naar het kantoor van de bondskanselier en ten slotte naar de Karl-Marx-Allee (voorheen Stalinallee) en het Holocaustmonument. Dat is een knappe opbouw, omdat je als lezer tijdens de wandeling met Remarque op een geleidelijke manier de bonte wereld van Berlijn leert kennen.
In het eerste hoofdstuk beschrijft hij de stucornamenten in zijn appartement. Dan volgen de stenen details aan de gevels in de straten rond de Savignyplatz. Vervolgens duikt Remarque de geschiedenis van Duitsland tijdens keizer Wilhelm II in om de rijkdom en de pronkzucht van de Berlijnse burgerij rond het jaar 1900 op het spoor te komen. In een volgend hoofdstuk onderzoekt hij de afbraak van de gevelversieringen in Berlijn tijdens de jaren na 1945 om dan moeiteloos de oversteek te maken naar het politieke radicalisme dat deze stad tot op de dag van heden teistert en vooral van extreem linkse signatuur is.
Het aantal onderwerpen dat in dit boek aan de orde komt, is verbazingwekkend. Wat Remarque bespreekt, komt goed tot zijn recht. Het boek vertegenwoordigt het tegendeel van oppervlakkige journalistiek zoals we die van de tv kennen. Hij is niet tevreden met een incidentele opmerking van bijvoorbeeld de architect van het ”Kanzleramt” over de representatieve functie van zijn gebouw, maar hij denkt over die opmerking na en legt die naast andere meningen. Juist die verdieping maakt dit boek informatief en blijvend waardevol. Het is bovendien stilistisch zeer goed geschreven met veel gevoel voor de nuances van de taal en een gezonde dosis humor.
Anarchistische geest
Doorgaans is Remarque kritisch en is zijn informatie zeer goed bruikbaar voor de in Berlijn geïnteresseerde lezer. Dat geldt echter niet voor zijn beschrijving van het nachtleven van Berlijn en voor zijn benadering van de anarchistische geest die allerlei dolende kunstenaars en pseudo-kunstenaars vanuit de landen van Europa naar Berlijn heeft gelokt. Ik kan me niet voorstellen dat je neutraal schrijft over de talrijke darkrooms van het Berlijnse homoleven. Evenmin begrijp ik dat zogenaamde anonieme seksuele handelingen als acceptabel worden gepresenteerd.
Als geheel is dit boek echter bijzonder geslaagd. ”Boze geesten van Berlijn” is ook een moedig boek. Philippe Remarque voelt zich verbonden met de stad Berlijn en haar inwoners. Hij is van deze stad gaan houden. Daarom kan hij aan het slot van zijn boek een zeer persoonlijk woord spreken. De directe aanleiding hiertoe zijn de vergeefse pogingen om het lariksbos ten noorden van Berlijn te kappen waarin tijdens de herfst met enige goede wil een hakenkruis te zien valt. Als een soort uitsmijter spreekt Remarque de hoop uit dat de dag moge komen waarop de Duitsers de wereld om hen heen niet meer met een schuldig oog bekijken maar net zo onbevangen als anderen met de wereld zullen omgaan: „Gewoon bomen. Je zou het de Duitsers van harte gunnen.”