Meer beweging op woningmarkt nodig
Meer doorstroming, dat is het doel van minister Dekker met haar huurbeleid. Dat lukt echter niet. Ouderen krijgen te weinig kans om door te stromen naar een geschikte en betaalbare woning. Gevolg is dat er ook voor jonge huurders minder woningen beschikbaar komen. De bouw van fors meer huurwoningen voor diverse leeftijdsgroepen biedt soelaas, stellen drs. Gijp van Soest en drs. Yvonne van Gilse.
Het plan van de minister om de geliberaliseerde huurmarkt met gemiddeld 25 procent uit te breiden, is omstreden. Ook het Centraal Planbureau (CPB) heeft gewaarschuwd dat de plannen onvoldoende zijn om het doel te bereiken: doorstroming van bewoners naar andere woningen. Betere oplossingen zijn de vergroting van het woningaanbod en de stroomlijning van het ruimtelijk ordeningsbeleid. De regeringspartijen hebben een akkoord gesloten om de huurprijzen van de woningen waar het in de plannen om gaat, in 2010 niet vrij te geven. Zolang de betreffende huurders niet verhuizen, worden zij ook na 2010 ontzien. Dat geldt ook als zij wonen in het nieuwe ’geliberaliseerde gebied’.Dit versterkt de indruk dat het realiseren van de hoofddoelstelling, namelijk doorstroming van bewoners, niet voorop lijkt te staan. De ouderenorganisaties en cliëntenraden zijn groot voorstander van het bevorderen van de doorstroming, maar vrezen dat de plannen vooral onderdeel zijn van bezuinigingen.
Voor de huurders pakt dit slecht uit. De huurplannen kunnen worden opgeteld bij de forse kortingen op de huurtoeslag. Ook gaan verhuurders een forse bijdrage leveren aan de huurbelasting. Dit om de kosten te dekken die het Rijk kwijt is aan de huurtoeslag. Dit zal ongetwijfeld in de huren worden doorberekend. Deze optelsom leidt ertoe dat betaalbaar huren voor ouderen in een voor hen geschikte woning, steeds moeilijker zal worden. Dat geldt met name voor ouderen met een zorgvraag.
Veel ouderen willen zo lang mogelijk in hun eigen huis blijven wonen, ook als er lichamelijke beperkingen zijn. Het overheidsbeleid, gericht op het scheiden van wonen en zorg, heeft als uitgangspunt dat ouderen zelfstandig blijven wonen. Soms kan dat ook prima, doordat de woning is aangepast. Maar veel vaker is die woning niet aangepast en is verhuizen naar een woning zonder trappen de enige optie.
Schaars
Een plek in een verzorgingshuis wordt schaarser en komt pas in beeld als iemand echt veel hulp bij de persoonlijke verzorging nodig heeft. Verzorgingshuizen worden vaak ook omgebouwd tot woon-zorgcomplex. Ouderen zijn dan weer huurder en ontvangen zorg van de zorgaanbieder. Zij hebben dan te maken met een stapeling van zowel woon- en zorg- als servicekosten.
Voor ouderen is verhuizen niet hun eerste keus. Maar verhuizen wordt hun ook niet makkelijk gemaakt. De keuzemogelijkheden laten te wensen over. Duurdere appartementen zijn nog wel te vinden, maar betaalbare woningen zijn schaars. Bovendien blijft het tempo van de bouw van voor ouderen geschikte woningen ver achter bij de groeiende vraag.
Naast doorstroming en volume krijgt kwaliteit te weinig aandacht. Het WoonKeurcertificaat, een keurmerk dat aangeeft of woningen geschikt zijn voor ouderen, wordt te weinig benut. Bouwen volgens dit keurmerk biedt zekerheid voor ouderen en maakt verhuizen makkelijker. Maar er worden te weinig woningen gebouwd die het certificaat verdienen. De vrees is dat de eisen van WoonKeur tot hoge kosten leiden. Maar deze aanname is niet onderbouwd. Om het gewenste kwaliteitsniveau te bereiken moet de overheid de WoonKeur voor senioren meer in het beleid verankeren.
Het voorgestelde huurbeleid, ook wanneer zittende huurders worden ontzien, zal verhuizen voor ouderen nóg moeilijker maken. Wie verhuist, loopt op tegen forse huurverhogingen, die sterker zijn dan de inflatie. Tegelijkertijd wordt op de huurtoeslag bezuinigd. Bovendien valt bij liberalisering de huurbescherming weg. Deze is voor ouderen van belang bij het maken van bezwaar. De gang naar de huurcommissie is laagdrempelig, terwijl de gang naar de kantonrechter door ouderen vaak niet wordt gemaakt.
De neiging van ouderen om in hun huidige woning te blijven wonen wordt versterkt, ook als zij eigenlijk naar een aangepaste woning moeten. Vaak blijven ze zitten in de hoop dat de woningcorporatie haar maatschappelijke taak serieus neemt en een tweede toilet op de bovenverdieping inbouwt. Of dat de gemeente een woningaanpassing wil financieren in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Maar dat blijkt vaak ijdele hoop.
Nultredenwoning
Hoe pakken de plannen straks uit in het land? Uit een nota van de provincie Limburg blijkt bijvoorbeeld dat veel ”nultredenwoningen” (woningen zonder trap) nu worden bewoond door jonge mensen. Deze moeten beschikbaar komen voor ouderen. En de provincie Zuid-Holland stelt in haar woonvisie dat woningen vrijkomen doordat ouderen zullen verhuizen naar nieuwe aangepaste woningen. De woningen die hierdoor vrijkomen zijn geschikt voor jongeren, zo stelt de provincie hoopvol. Maar de vraag is of nieuwe bewoners de hogere huren kunnen betalen die bij de vrijgekomen woningen passen. Kortom: de plannen van de minister verkleinen de kans dat de plannen van provincies uitvoerbaar zijn.
Meer beweging op de woningmarkt is noodzakelijk. Het is goed dat jonge woningzoekenden meer kansen krijgen. Daarvoor zijn plannen nodig die de huurmarkt daadwerkelijk in beweging brengen. Dit is mogelijk wanneer meer diversiteit en dus meer keuzevrijheid gekoppeld worden aan een betere verhouding tussen prijs en kwaliteit van huurwoningen. Dit is mogelijk door fors meer woningen te bouwen die geschikt zijn voor uiteenlopende leeftijdsgroepen.
De auteurs zijn respectievelijk voorzitter Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties en directeur Landelijke Organisatie Cliëntenraden.