„Ik draag mijn tientje met Wilhelmina”
TRES ARROYOS - Alles hebben ze uit de kast gehaald in Tres Arroyos. Zoals zilveren oorknopjes met daarop molentjes in Delftsblauw. Want vandaag komt koningin Beatrix op bezoek, in gezelschap van haar zoon en schoondochter.
Zelden zullen in de Nederlandse immigrantenkolonie Tres Arroyos drie vliegtuigen tegelijk zijn geland op de kleine airstrip. Gisteren was het zover. Koningin Beatrix, prins Willem-Alexander en prinses Máxima arriveren met hun gevolg in een vliegtuig van Aerolineas Argentinas. De pers wordt met twee kleine jets ingevlogen. De mist hangt laag boven de pampa, maar de zon doet flink haar best om door te breken.Zo veel belangstelling als nu hebben de Nederlandse immigranten en hun nakomelingen zelden gehad. Wekenlang zijn ze in touw geweest om te zorgen voor vlaggen, hapjes, drankjes en schone straten. De ambulances en politiebusjes staan paraat om als dat nodig is in te grijpen.
Overal rood, wit en blauw maar ook de Argentijnse banier in lichtblauw met wit en een gele zon. De details van het strenge protocol zitten feilloos in de hoofden. „We mogen de Koningin met mevrouw en met majesteit aanspreken. Maar als je wilt, kun je het ook laten bij een handdruk. Een buiging hoort er niet bij.”
Molentjes
Cornelia Anna Verkuyl de Gómez -in Nederland zou zij Anna Gómez-Verkuyl heten- staat met drie andere vrouwen te praten in de grote gymzaal van de Hollandse school in Tres Arroyos. De dames laten een voor een zien wat ze dragen. Om Anna’s hals hangt een gouden tientje met daarop het hoofd van koningin Wilhelmina, jaartal 1912. „Van mijn moeder gekregen en ik draag het nu speciaal voor het bezoek van de Koningin.”
Beatriz Zandstra wijst op haar zilveren oorknopjes en hanger met daarop minuscule molentjes in Delftsblauw. Weer anderen dragen een oranje strikje op hun revers. Ook valt hier en daar een oranje stropdas te bespeuren.
Ze zien er op hun paasbest uit, vandaag, deze Nederlanders die al langer dan een eeuw in dat verre Argentinië een overwegend agrarisch bestaan hebben opgebouwd, veelal de heimwee naar het vaderland ten spijt.
Als er iemand straalt, dan is het Henny Zandstra-Prinzen (1942). Zij emigreerde in 1955 met haar ouders, broers en zussen vanuit Aalten naar Tres Arroyos. Haar zoon Johan (35) is getrouwd met de Argentijnse Ana (28).
Samen hebben ze twee kinderen: Zoë (4) en Patrick (3). Johan spreekt het Nederlands nauwelijks meer, maar Henny des te beter. „Het was best moeilijk. Je moest wennen aan het klimaat. Ik herinner me dat ik om de haverklap diarree had. Eenzaam ben ik nooit geweest. Want de hele familie was er”, vertelt moeder en oma Henny. „In de kerk ontmoette je andere Nederlanders. Na al die jaren hier voel ik me nog altijd Nederlands. Als er tussen Nederland en Argentinië wordt gevoetbald, vragen mijn kleinkinderen voor wie ik ben. Voor Nederland natuurlijk, zeg ik dan. Ik ga niet terug, omdat al mijn kinderen en kleinkinderen in Argentinië wonen.”
Degelijkheid
De Nederlandse auteur Carolijn Visser bekijkt het fascinerende schouwspel dat zich voor haar ogen ontwikkelt. Zij is van plan een boek te gaan schrijven over de Nederlanders in Tres Arroyos. Bewonderend zegt ze: „Ze hebben de Argentijnse joie de vivre perfect weten te combineren met de Hollandse degelijkheid.”
Als de koninklijke gasten bij de Hollandse school zijn aangekomen, heffen 600 schoolkinderen in blauw en wit een lied aan. „In Holland staat een huis” was een van de gemakkelijkste en eenvoudigst aan te leren liedjes. Op de school wordt geen Nederlandse les meer gegeven. Toch kennen de ’verargentijnste’ Nederlanders meestal nog wel een woordje Nederlands. En woorden als kast, broekje en koekje hebben we gewoon in het Spaans overgenomen, grapt Hendrik Groenenberg, de veearts van de agrarische coöperatie Alfa, die eigendom is van zestig Nederlandse boeren.
Dan komt het moment dat de aanwezigen een voor een worden voorgesteld aan koningin Beatrix, prins Willem-Alexander en prinses Máxima. Tijdens de receptie gaan ze, verdeeld over een aantal groepen, met een van de koninklijke gasten in gesprek. „Zoiets komt toch maar een keer in Tres Arroyos voor, denk je niet?”