Honger
Een ware begeerte naar genade is een bovennatuurlijke trek. Die heeft men niet vanwege de beminnelijkheid ervan. Vier dingen zijn er in een ware begeerte naar genade. Zo iemand begeert waarlijk en kan het niet harden zonder genade. Als iemand eens zei: Ontneem mij de hemel, men ontneemt mij alles. Zo is het ook met zo’n arme ziel. Ontneemt men hem de genade, hij kan nooit rusten, noch het gebrek daarvan verdragen.
Zo iemand is onverzadigbaar, zonder spijs. Niets kan een hongerige ziel voldoen dan spijs. Al had hij al de rijkdom van de wereld, hij kon niet voldaan worden. Zo is het met de ware begeerte naar genade. Haal voor hem al het goud van Ofir, al de eer en het plezier van de wereld. Al wat onder de hemel gevonden wordt, kan hem echter niet voldoen. Alleen genade kan dat. Genade moet hij hebben. Hij heeft geen vergenoeging in enig ding, dan in genade alleen.Honger laat zich niet afwijzen. Was iemand een groot heer, de honger zou hem tot bedelen bewegen. Hij zal bedelen en kermen om eten. Hij zou tevreden zijn om alles wat hij heeft daarom weg te geven. Ja, door dik en dun zal hij gaan om genade te verkrijgen.
William Fenner, predikant te Rochford (”De rijkdom der genade”, 1736)