Een gouden glimlach in het Mésech
ROTTERDAM - Goedsmoeds is hij nog altijd, opgeruimd van aard, vol geloofsvertrouwen. Een beetje een heer, een grijsaard van stand, een orthodox man, die aan de zijlijn nog altijd op zoek is naar eenheid en waarheid. „En elke dag luister ik of ik de stem van de Meester hoor.”
Zondag wordt ds. C. A. Korevaar, emeritus predikant in Rotterdam, 90 jaar. Al 65 jaar is hij predikant. Wat was zijn moeilijkste kerkdienst? „De laatste dienst in de Noorderkerk, mijn wijkkerk aan de Jacob Catsstraat. Vroeger zaten daar wel 1600 mensen. Alles zat vol, tot op de galerijen toe. Langzaam maar zeker was de kerk leeggelopen. En het besluit was genomen: de Noorderkerk moest gesloopt worden. Die laatste dienst, in 1974, is me heel zwaar gevallen. Toen de Bijbel uit de kerk werd weggedragen, hád ik het niet meer. De dienst waarin ik zelf afscheid nam om met emeritaat te gaan, in 1981, vond ik ook ingrijpend, maar toen bleef de Bijbel tenminste liggen. Dat ik wegging, was zo erg niet, maar toen de Bijbel uit de Noorderkerk werd weggedragen, toen werd het me echt even bang om het hart. Het Woord dat dichtgevallen was, het Woord dat uitgedragen werd. Het klaagde me gewoon aan: Dat ik dat nu toch niet had kunnen verhinderen.”Vanuit zijn serviceflat in Rotterdam-Hillegersberg kijkt ds. Korevaar uit over de stad die in de verte ligt: „Vroeger was er veel volks in deze stad. Wat zijn we slordig geworden in de kerkgang. Wat is er veel versloffing waar te nemen.”
Anderzijds: „Ik heb natuurlijk nog wel eens in mijn vorige gemeenten gepreekt. Dan zag ik soms dat catechisanten van vroeger achtenswaardige ambtsdragers waren geworden. Ik heb me toen wel eens bezondigd aan het elfde gebod: gij zult niet begeren uws naasten ouderling.”
De meesten van zijn studiegenoten zijn inmiddels weggevallen. „Veel leeftijdsgenoten zijn uitgeblust. Wat onderscheidt mij? Ik ben wel niet zo jong meer, dat voel ik natuurlijk wel, maar ik kan nog vrij veel. Ik ben niet oud en der dagen zat. Nee, zo voelt het in elk geval niet.”
Zijn laatste kerkdienst leidde hij op 82-jarige leeftijd. „De tekst was: ”En de Heere God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij?” Toen ben ik op de kansel niet goed geworden. Met veel verdriet heb ik toen geconcludeerd: Ik moet ermee stoppen.”
6700 maal
Maar ds. Korevaar is geen man om te kniezen over de duistere kanten van het leven. „De Heere heeft het goed met mij gemaakt. Ik heb ongeveer 6700 maal mogen preken. De Heere heeft, vind ik, mij best een beetje verwend. Soms was dit leven een Mésech, maar vaker had het leven voor mij iets van een gouden glimlach.”
Studeren in het Woord doet hij nog iedere dag. „Dat blijft mijn leven, het zorgvuldig nagaan wat een Bijbeltekst tot ons te zeggen heeft. Moeilijk is het dan wel dat je niet meer preken kunt. Want als je iets moois gevonden hebt, wil je dat toch het liefst aan anderen laten zien, aan de gemeente vertellen. Dat gaat dus niet meer. Dat is een stuk verdriet geworden.”
De spits van de prediking moet erop gericht zijn dat de hoorders zich de vraag stellen: Hoe kom ík hier nu aan? „De prediking moet een persoonlijke toepassing hebben. Je moet uitkomen bij de toe-eigening des heils. Uiteindelijk draait daar alles om: Vanwaar komt míj dit geloof, zo vraagt de catechismus. Wat baat het mij nu? Wat nut heb ik ervan?
Ik zie dat jongeren daar ook veel mee bezig zijn. Als kleine jongens vonden wij het interessant om te weten hoe lang Goliath was, en hoe zwaar een efa meel was. Nu vragen jongeren: Hoe krijg ik zelf deel aan het geloof? Zo’n vraag is niet in een handomdraai opgelost. Ik heb altijd gewezen op het Woord. Het Woord moet het doen, door de toepassende kracht van de Heilige Geest. De Bijbel is geen receptenboek, maar in Psalm 119 staat welke kant het uitmoet: Och, schonk Gij mij de hulp van Uwe Geest.”
Gedichtsel
Iemand die 90 jaar mag worden, heeft wel heel veel tijd ontvangen om te ontdekken dat het gedichtsel van ’s mensen hart boos is. „Boos, ja. Je bent zelf boos. En veel mensen zijn boos van hart. Als je jong bent, denk je dat het later wel beter zal gaan. Nu ik oud ben, moet ik iedere avond vragen: „Onze Vader, vergeef ons onze schulden.” Daarbij is er ook verwondering dat die vergeving er ook ís. Dat geeft strijd, daar komt de boze op af, natuurlijk. Is die vergeving wel voor jou, fluistert hij dan. Maar dan mag ik toch op de Heere zien, op de rijkdom in Hem, over Wie ik 65 jaar lang heb mogen preken en spreken.”
We hebben maar een heel klein beginsel van de ware gehoorzaamheid, zegt ds. Korevaar. „Als ik over mijn ambtelijk leven een rapportcijfer moest krijgen, dan was het een 1. Dat is een zware onvoldoende. Gods genade zet er echter een 0 achter. Wat kun je teleurgesteld zijn in jezelf. Wat kun je ook, ik zeg dat er altijd direct achteraan, wat kun je ook verwonderd zijn over een stuk als de rechtvaardiging van de goddeloze. Dat goddelozen nu met God worden verzoend! Dat wist je theologisch natuurlijk al wel, maar als je het eens doorleven mag, dan ontstaat er weer verwondering over Gods barmhartigheid. Dat Hij nu 90 jaar met mij geduld heeft gehad. Dat is toch wat!”
Kerkelijk verdriet
Kerkelijke ontwikkelingen hebben ds. Korevaar de laatste jaren „ontzettend veel verdriet” gedaan. „Tot het laatste toe heb ik de Heere gevraagd of Hij ervoor wilde zorgen dat er geen scheiding zou ontstaan. De weg van de Heere was hierin anders dan ik begeerde. En nu het dan toch inmiddels gebeurd is, vraag ik steeds weer of Hij de breuken wil helen. Dat kan Hij alleen. Als Hij het niet doet, gaat er een halve eeuw overheen voordat de smart verzacht is.”
Kerkistisch is hij niet, vindt ds. Korevaar. „Maar als ze vroeger aan de Hervormde Kerk kwamen, was het net alsof ze een blootliggende zenuw raakten. Dat kon ik nooit hebben.”
Hoe voelt het nu om emeritus predikant te zijn van de Protestantse Kerk? „Mijn verstand weet dat. Maar mijn hart weet het nog niet zo goed. Ik zal er wel niet meer aan wennen, denk ik.”
Hoe moet het verder met de kerk in Nederland? „Ik ben met innerlijke ontferming bezorgd over de schare. Over het kerkelijk leven maak ik me wel erg bezorgd, maar niet over de Kerk, want dan zou ik me zorgen maken over de Heere, en dat mag niet. Zijn Hand is niet verkort.”
Zou de Heere de kandelaar wegnemen uit Nederland? „Ik bid erom of Hij dat niet doet, uit genade, om Jezus’ wil.”
Preken zal niet gaan zondag, op zijn 90e verjaardag. Als hij wel mocht preken, wat zou de tekst dan zijn? „Wat zal ik met Gods gunsten overlaân, die trouwe Heere, voor Zijn gena vergelden.”