Zeeuwse Abdij is gestolde historie
MIDDELBURG - Aan het eind van iedere maand schittert de Middelburgse Abdij weer met iets van haar oude glorie. Dan komen de Provinciale Staten van Zeeland bijeen in het monumentale bouwwerk, en blijkt de Abdij nog steeds het machtsbolwerk van vroeger tijden te zijn. Donderdag nam prins Maurits er een boek over het roemruchte gebouwencomplex in ontvangst.
Met zongebruind gelaat en olijke lach stapt de prins naar voren, zich niet zichtbaar bewust van de zware historische vracht waarmee de atmosfeer geladen is. De voorbije eeuwen murmelen nog zachtjes na in de lange kloostergang en in het Prinsenlogement. Ze spreken van vergane glorie, van pracht en praal waarmee de Staten van Zeeland zich omringden. Ze spreken met name van de zestiende, de zeventiende en de achttiende eeuw, toen het vroegere kloostercomplex van de norbertijner monniken het centrum werd van de wereldlijke macht in Zeeland.Gloriejaren
Telgen uit patricische families besturen dan het gewest vanuit de Abdij. Ze laten grote wandkleden vervaardigen met daarop roemruchte daden. Prins Maurits speelt er een belangrijke rol - zij het niet de huidige telg van Oranje, maar zijn beroemde voorvader, die Middelburg veelvuldig bezocht. Diens onderkomen werd het Prinsenlogement, tot ver in de twintigste eeuw in gebruik als de ambtswoning van de commissaris van de Koningin.
„Als achttienjarige prins werd Maurits door de Staten van Holland en Zeeland benoemd tot stadhouder”, weet de Zeeuwse gedeputeerde Harry van Waveren, die het eerste exemplaar van het boek ”De Abdij van Middelburg” gisteren aan de huidige prins Maurits overhandigde. „Van alle Oranjes heeft Maurits het meest gebruikgemaakt van zijn woning in de Abdij.”
Het zijn dan ook de gloriejaren. In 1574 scharen de Zeeuwen zich achter Willem van Oranje. Het is uit met de heerschappij van Spanje, en daarmee ook van monniken en andere geestelijken, die van de stichting van de Abdij in 1121 tot dan toe de eerste viool speelden.
Zeeland ziet meer heil in de leer van de Reformatie, ongetwijfeld tot leedwezen van de Vlaamse inquisiteur Nicolaas van der Burg -of Nicolaas de Castro-, de eerste en ook enige bisschop die Zeeland ooit heeft gehad. Kort daarvoor, in 1561, nam Van der Burg zijn intrek in de Abdij - die hij overigens lang „niet zo mooi” vond als hij wel had gehoopt, weet auteur Jeanine Dekker. Vijf jaar later is de beeldenstorm een feit en moet de Rooms-Katholieke Kerk in de Nederlanden, die van Zeeland juist een apart bisdom had gemaakt, haar bisschop weer terugtrekken.
Grafelijkheid
Volgens Dekker, die tevens de eindredactie van het boek op zich nam, moet het in de daaropvolgende tijd een drukte van belang zijn geweest in en rond de Abdij. Zeeland werd tot buiten zijn grenzen een machtsfactor van betekenis; waren het niet de Zeeuwen die, samen met de geuzen, Leiden ontzetten? De Zeeuwen slaan een eigen munt en verklaren het gewest in 1588 zelfs soeverein als de ”Grafelijkheid van Zeeland.”
„De Abdij is gestolde historie”, vatte Dekker de betekenis van het complex gisteren samen bij de overhandiging van haar boek aan prins Maurits. „Het bastion bleef overeind te midden van intriges en machtswisselingen.” „De Abdij doet wat haar allure betreft niet onder voor menig paleis”, deed rijksbouwmeester Mels Crouwel er nog een schepje bovenop.
Maar in de achttiende eeuw is het voorbij met het feest. Zeeland wordt voortaan centraal aangestuurd vanuit Den Haag en moet zich schikken in de rol van een der provinciën. Toch blijft de Abdij een regionaal machtscentrum. In 1960 vestigen Provinciale Staten zich opnieuw in het voormalige klooster, waarmee het complex aan prestige herwint, vindt Dekker. „Het is daarmee weer het paradepaardje van monumentenstad Middelburg.”
Mede n.a.v. ”De Abdij van Middelburg”, door Jeanine Dekker en Katie Heyning (red.); uitg. Matrijs, Utrecht, 2006; ISBN 90 5345 296 6; 320 blz.; € 39,95 (na 1 oktober
€ 49,95).