Doven willen erkenning taal
UTRECHT - ”Belgen zijn slimmer”. De aankondiging van het Allerhandenfestival, in hoofdletters en met zestien uitroeptekens, is luid en duidelijk: hoog tijd dat ook Nederland de gebarentaal als taal erkent, net als het zuidelijke buurland. Maar daar hangt een prijskaartje aan.
Het festival dat de opleiding tolk en docent Nederlandse gebarentaal van Hogeschool Utrecht donderdag hield, vroeg opnieuw aandacht voor het uitblijven van de erkenning van de taal. „Portugal, België, Zweden, Finland, Amerika”, somt docent A. Woest -zelf doof- op. „Allemaal hebben ze hun gebarentaal erkend. Maar politiek Den Haag doet moeilijk.”De Belgische opleiding voor doventolk krijgt dan ook veel meer geld voor ontwikkeling en onderzoek, weet studieleider H. van de Neut. „Onze opleiding in Utrecht -de enige in Nederland- is een bekostigde studie, maar voor een taal die niet erkend is. Dat is wel een beetje vreemd. Bij erkenning zou de overheid meer geld beschikbaar moeten stellen, waardoor dove kinderen een groter aantal uren over een doventolk kunnen beschikken. Het aantal verwijzingen naar het speciaal onderwijs zou erdoor afnemen.”
„We blijven voor erkenning vechten”, zegt Woest via zijn tolk.
Tijdens het Allerhandenfestival maken de studenten kennis met organisaties uit hun toekomstige werkveld. Tot de gasten behoren ook vijftien studenten van de Zweedse zusteropleiding.
Een van de workshops gaat over een afstudeeronderzoek naar schelden in gebarentaal. „Die workshop zit helemaal volgeboekt”, weet derdejaarsstudente Madelein Prins. Ze vergezelt haar uitleg met gebarentaal. „Dat gaat vanzelf. Zodra ik hier de deur binnenstap, gaat er een knop om. Hier praten we de hele dag met gebaren, ook tegen horenden.”
Mevrouw M. van der Weijden (84) zit de drukte aan te zien. Met een groep bewoners uit De Gelderhorst, een bejaardentehuis voor doven in Ede, is ze te gast op de hogeschool. „Vroeger vond ik de gebarentaal maar niets, maar nu zie ik hoe die de communicatie van doven bevordert.”
Zelf kan ze de taal ’verstaan’, niet spreken. „Dat heb ik nooit geleerd. Er waren drie dove kinderen in ons gezin. We leerden liplezen en verder communiceerden we door te wijzen en mensen aan te stoten. Ik leerde mijn stem te gebruiken en nu praat ik veel, té veel. Mijn kinderen en kleinkinderen zijn allemaal horend. Wat ze zeggen, kan ik overigens niet altijd volgen.”
Van de 420 docenten aan de Utrechtse opleiding zijn er ongeveer 25 doof of slechthorend. Datzelfde geldt voor tien van de veertig docenten. „Zodra er één dove docent of student in een lokaal is, is er direct een tolk bij”, zegt Madelein Prins. „Tijdens de lessen gebarentaal wordt er niet met de stem gepraat. Daar is het dus stil. Als het dan bijna pauze is, hoor je overal buiken rommelen.”