Nederlander heeft een dik ik gekregen
NIJMEGEN - Religie kan intolerant zijn. Maar, was de vraag die dr. Bas van Stokkom woensdagmiddag in een volle universiteitsaula in Nijmegen opwierp, hoe intolerant zijn wij nu, als autochtone Nederlanders - richting de islam, richting het christendom, richting religie in het algemeen?
De intolerantie ten opzichte van religie is de laatste jaren zonder meer toegenomen, liet Van Stokkom, senior onderzoeker bij het Centrum voor Ethiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen, zien. Dit blijkt bijvoorbeeld wel uit het „haatdiscours” op internet. Bedroeg het aantal meldingen van haatuitingen (zoals antisemitisme) bij het Meldpunt Discriminatie Internet in 2002 nog 1496, in 2004 was dit opgelopen tot 2939. „Hoewel deze cijfers niet eenduidig zijn, geven ze aan dat discriminatie een probleem is geworden. En het gaat hier om het topje van de ijsberg.”Hoe komt het dat de intolerantie ten opzichte van religie in Nederland zo is toegenomen? De onderzoeker gaf onder andere „trivialisering van de vroomheid” en „hufterigheid” als mogelijke verklaringen. „Schelden doet geen zeer”, zo luidt het devies. Nederlanders zijn de laatste tien, vijftien jaar steeds assertiever geworden, hebben een „dik ik”, een „narcistisch hoge eigendunk” gekregen en zijn bijzonder gevoelig geworden voor in hun ogen aanstootgevende zaken, stelde Van Stokkom vast.
Daarbij gaan zij over het algemeen nog wat „milder” om met het christendom dan met de islam. „De christelijke vroomheid maakt deel uit van ons nationaal erfgoed. De islamitische vroomheid wordt eerder als een bedreiging gezien.”
Van Stokkom was een van de sprekers op het symposium ”Religie en moraal: op gespannen voet”, dat plaatshad ter gelegenheid van de faculteitsdag van de faculteit der theologie en het instituut der religiestudies aan de Radboud Universiteit.
Eigenlijk had hij willen spreken over de strafwaardigheid van godslastering, gaf hij aan, „de minister-Donnervraag. De minister heeft ons gevraagd het wetsartikel hierover opnieuw te onderzoeken. Maar het blijkt een buitengewoon complexe materie. Ik ben er nog niet uit.”
Hamas
”De moraal van zelfmoordterreur”, luidde het thema van het referaat van dr. Rico Sneller, docent ethiek en filosofie aan de Universiteit Leiden. Hoe valt zelfmoordterrorisme te verklaren?
We kunnen dat teleologisch proberen te doen (er is een hoger doel in het geding), zei Sneller, of met behulp van een neoaristotelische benadering à la Alisdair MacIntyre (waarbij ervan uit wordt gegaan dat moraal altijd een min of meer omschreven kader vergt). „Maar, wat is dat voor een moraal die mij gebiedt mijn leven te geven en tegelijk tientallen mensenlevens mee te sleuren?”
Via het Handvest van Hamas, artikel 12, kwam de Leidse filosoof bij een antwoord uit. „Hamas”, zo begint dit artikel, „beschouwt nationalisme (Wataniyya) als onafscheidelijk deel van het religieuze geloof. Niets is verhevener of dieper in het nationalisme dan de jihad tegen de vijand en het verzet tegen hem als hij zijn voet zet op het land van de moslims. En dit wordt een individuele plicht, die elke moslimman en -vrouw bindt; een vrouw moet uitgaan en de vijand bevechten, zelfs zonder de goedkeuring van haar echtgenoot, en een slaaf zonder toestemming van zijn meester.”
„Wat mij in deze passage trof”, zei Sneller, „waren de opmerkingen die verwijzen naar de individuele plicht. In deze passage komt een dimensie naar voren die ik zou willen omschrijven als het sacrale. En terwijl de socioloog Durkheim nog spreekt over het sacrale ín de moraal, worden in deze passage het sacrale en de moraal ontkoppeld.”
De gevolgen daarvan zijn dramatisch, stelde hij tijdens de discussie. „Als het sacrale niet langer wordt gerelateerd aan de algemene moraal, breekt de hel letterlijk los.”
Baarmoederhalskanker
Dr. Wim Dekkers, hoofddocent filosofie van de geneeskunde aan het UMC St. Radboud in Nijmegen, ging in zijn referaat vooral in op het onderzoek ”Besnijdenis, lichamelijke integriteit en multiculturalisme. Een empirische en normatief-ethische studie”, waaraan hij samen met Cor Hoffer en Jean-Pierre Wills werkt en dat binnenkort wordt gepubliceerd. De onderzoekers interviewden veertien Joden, vijftig moslims, twaalf Afrikaanse vrouwen en veertien personen met een andere levensovertuiging.
Wat Dekkers betreft, mogen Joden en moslims hun zonen blijven besnijden. „Er is hier geen sprake van laakbare schending van de lichamelijke integriteit.”
Dat besnijdenis aantoonbare voordelen heeft, zoals vaak wordt beweerd, is wetenschappelijk niet vast te stellen, stelde de onderzoeker. „Maar”, reageerde een aanwezige, „ik herinner mij toch een onderzoek waaruit bleek dat bijvoorbeeld baarmoederhalskanker bij vrouwen van wie de echtgenoot besneden is, minder voorkomt.”
„Dat is een omstreden conclusie”, zei Dekkers. „Joodse mannen die besneden zijn, léven ook op een bepaalde manier, hebben ook een bepaalde seksuele moraal.”
„Ik zou het beter vinden als jongens pas vanaf bijvoorbeeld hun achttiende besneden mogen worden”, merkte een ander op. „Dan kunnen zij er bewust voor kiezen, in plaats van dat het hun overkomt. Zou u besnijdenis toch geen vorm van agressie willen noemen?”
„Nee, als het gaat om Joden en moslims”, antwoordde de Nijmeegse wetenschapper. „Dan zou ik het woord agressie zeker niet in de mond nemen. Voor Amerika ligt het anders. Eigenlijk vind ik dat het verlichte Amerika eens moet stoppen met het op grote schaal besnijden van jongens. Want de situatie is nog altijd zo dat 50 tot 55 procent van de jongetjes wordt besneden, om met name medisch-preventieve redenen. Terwijl de voor- en nadelen ervan heel moeilijk zijn vast te stellen.”