Palestijnse Riem (16) leert in uitzetcentrum tafeltennissen
AMSTERDAM - „In het uitzetcentrum Zestienhoven heb ik leren tafeltennissen.” Dat is het enige positieve punt dat het Palestijnse meisje Riem (16) kan noemen over de ruim vier maanden dat ze met haar moeder, broertje en zusje in vreemdelingenbewaring verbleef.
Riem -ter bescherming van haar privacy mag de achternaam niet in de krant- vertelde haar verhaal woensdagmiddag bij de start van een campagne tegen het verblijf van kinderen in detentiecentra. „Kinderen horen niet in vreemdelingenbewaring”, luidt de kern van een manifest dat op de website www.geenkindindecel.nl is te vinden. De directeuren van acht betrokken organisaties ondertekenden het manifest als eerste digitaal.Bij de presentatie van de campagne blikte Riem terug op de periode dat ze in het uitzetcentrum in Rotterdam verbleef. Het gezin, dat zes jaar geleden vanuit Libanon naar Nederland vluchtte, kwam in detentie nadat het uitgeprocedeerd raakte. Omdat de moeder en haar kinderen niet de benodigde papieren kregen om naar het land van herkomst te kunnen terugkeren, kwamen ze na ruim vier maanden vreemdelingenbewaring op straat te staan.
Nu loopt er een procedure om alsnog een verblijfsvergunning te krijgen, omdat het gezin buiten eigen schuld Nederland niet zou kunnen verlaten.
De enorme verveling was een van de zaken die Riem vooral bijbleef van haar periode in het uitzetcentrum. „Ik kon niet naar school. Er was alleen een crèche voor kinderen onder de twaalf jaar. Vroeger haatte ik school, maar in deze maanden heb ik die heel erg gemist”, zei de tiener in een emotioneel betoog. „Ik ben al zes jaar in Nederland en heb alleen nog maar ellende gezien.”
Drs. I. Bakker van de Raad van Kerken, initiator van de campagne, noemde het een „ontluisterende waarheid” dat op dit moment in Nederland ruim vijftig kinderen van uitgeprocedeerde asielzoekers in uitzetcentra verblijven. „Ze zitten gevangen, soms enkele dagen, maar veel vaker vele weken of zelfs vele maanden. Ze krijgen helemaal geen of uiterst gebrekkig onderwijs, ze mogen niet buiten spelen of sporten”, aldus Bakker.
In het manifest klinkt de oproep „in beginsel geen (gezinnen met) minderjarige vreemdelingen te detineren, maar minder ingrijpende vormen van toezicht te gebruiken en zo nodig te ontwikkelen.”
Als er aantoonbaar geen alternatief is voor vreemdelingenbewaring bepleiten de ondertekenaars „ervoor zorg te dragen dat de detentie zo kort mogelijk duurt.” Ook dringen ze aan op „veilige en kindvriendelijke verblijfsomstandigheden, waarin de ontwikkeling van kinderen zo min mogelijk wordt geschaad.”
Het manifest wordt medio juni aangeboden aan de ministers Donner (Justitie) en Verdonk (Vreemdelingenzaken). Behalve de Raad van Kerken steunen onder meer Amnesty International, VluchtelingenWerk Nederland, Unicef en Inlia de actie.
Directeur J. van Tilborg van Inlia maakte bekend dat er een nieuw „burgerinitiatief” is gestart om kaarten te sturen naar kinderen die in uitzetcentra verblijven. Een 13-jarige Nederlandse jongen heeft daarvoor de website www.kaartenvoorkinderen.nl ontworpen. Deze geeft aanwijzingen voor het sturen van zelfgemaakte kaarten. De post wordt verzonden naar Inlia, die ervoor zorgt dat deze bij de kinderen in de centra terechtkomt.
De Tweede Kamerfracties van SGP en ChristenUnie stelden minister Verdonk begin februari schriftelijke vragen over de situatie van kinderen in uitzetcentra. De antwoorden daarop zijn nog niet verstrekt.