Processierups landelijk onder de loep
ARNHEM - De vervolging van de eikenprocessierups verdient veel meer aandacht, vindt een landelijke expertgroep. Het diertje zorgde naar alle waarschijnlijkheid al voor dood vee en eiste zelfs bijna een mensenleven. Vanaf volgende maand beginnen de problemen weer.
„Het is eigenlijk een erg leuk beestje”, vindt Henk Stigter van de Plantenziektekundige Dienst van het ministerie van LNV. „Kijk nu eens naar die eitjes, dat zijn net oogjes die je aankijken!”Toch zijn er veel mensen die het „erg leuke” van de eikenprocessierups niet inzien. Sinds de herintroductie van het beest in Nederland, in 1991, leveren de talloze brandharen die de beestjes op hun lijf hebben, tal van klachten op. Dinsdag was dat voor de Interprovinciale Expertgroep Eikenprocessierups (EP-rups) aanleiding om aandacht te vragen voor een landelijke aanpak van het dier. In het Gelderse provinciehuis te Arnhem kwamen tal van deskundigen bij elkaar om de problematiek te bespreken.
„Ik had vandaag graag het ei van Columbus willen presenteren”, zegt Stigter van de Plantenziektekundige Dienst. „Maar dat is niet gelukt. We weten nog steeds niet hoe het komt waarom het beestje voor zo veel verrassingen blijft zorgen.” Feit is dat de eikenprocessierups al jaren geen Brabants probleem meer is. Ook in Limburg zijn grote haarden te vinden die voor aanzienlijke problemen kunnen zorgen. Enkele jaren geleden stak de rups bovendien de grote rivieren over.
„Sindsdien zorgt hij al in acht provincies voor problemen”, weet Stigter. „De rivieren waren een barrière. Nu die is geslecht, kunnen we ons wel afvragen waar dit zal eindigen. Ik voorzie dat ook de rest van Nederland gekoloniseerd gaat worden.”
De rupsen zijn vanaf april actief, met een piek in de maanden juni en juli. Elk van de rupsen, die in 95 procent van de gevallen samenklitten op eikenbomen, heeft zo’n miljoen brandhaartjes op zijn lijf. Die kunnen de huid maar ook de ogen vreselijk irriteren. Als er in het geval van een oogbesmetting niets wordt gedaan, kan het in het ergste geval zelfs tot blindheid leiden, zegt Henk Jans, arts en voorzitter van de Interprovinciale Expertgroep EP-rups. „In 1997 is iemand bijna overleden toen hij in zijn auto over een dijk reed waar het dier op dat moment bestreden werd. Deze man raakte in een anafylactische shock, die het gevolg is van een heftige allergische reactie.” Eerder gingen in het Brabantse Bernheze een paard en een schaap dood die in de nabijheid van een rupsenhaard stonden. Niet helemaal duidelijk is of dat het gevolg was van de brandhaartjes of van het bestrijdingsmiddel dat werd ingezet. Jans: „Soms heb je ernstige gevallen nodig om de politiek ervan te overtuigen dat er wat moet gebeuren.”
Den Haag is tot nog toe niet overtuigd van de noodzaak van een landelijke aanpak. De bestrijding van de beestjes is in de meeste gevallen de verantwoordelijkheid van de gemeente. Dat leidt tot veel verschillen in de aanpak, zegt Jans. „De ene gemeente bespuit de eikenbomen, de andere brandt de dieren weg of zuigt ze weg met een stofzuiger. Regelmatig is men helemaal niet klaar voor de rups als die komt. Veel beleidsmakers hebben lang gedacht dat het wel mee zal vallen. Maar het valt niet mee.”